Samenvatting H. 3.7. en 3.8.

Samenvatting
3.7. en 3.8.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Samenvatting
3.7. en 3.8.

Slide 1 - Slide

3.7. Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Slide

Welke stappen bij zinsontleding?
1) bepaal de pv 
2) zet strepen om de zinsdelen
3) bepaal het wg  
4) bepaal het o 
5) bepaal het lv   (HERHALING NODIG over lijdend
                                 voorwerp? - Zie hoofdstuk 1.7.

Slide 3 - Slide

Stappen - uitleg
1) pv - zin in andere tijd / aantal veranderen in zin / zin vragend
             maken (niet altijd mogelijk)  PV = ALTIJD WERKWOORD
2) Plaats strepen om de zinsdelen - wat kun je vóór de pv
    zetten? Dat is een zinsdeel. Zet een streep.
3) wg  - alle werkwoorden in de zin (ook PV!)
4) ow - wie/wat + wg    (= 'hoofdrolspeler')
5) lv   - wie/wat + wg + ow  (= daar waar de hoofdrolspeler iets
                                                 mee doet)
= 1e rol
= 2e rol

Slide 4 - Slide

De rollen


                        O                     WG            ?                                       LV
De verpleegkundige / gaf / de patiënt / de voorgeschreven medicijnen.


1e rol
2e rol
3e rol
De 
derde 'rol' 
Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp
Het werkt mee met het onderwerp, werkwoordelijk gezegde
en lijdend voorwerp. 
JE STELT DE VRAAG:
= 3e rol
aan of voor wie/wat + wg + o + lv
Werkwoorden met de betekenis van GEVEN en VERTELLEN hebben vaak een meewerkend voorwerp bij zich. 
LET OP: niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!

Slide 6 - Slide

Oefenen
1. De receptioniste gaf de sleutel aan de hotelgasten.
2. Zij vertelden haar alles over hun reis.
3. In het deftige hotel konden de gasten hun koffer aan de
    piccolo geven. 
Benoem het meewerkend
voorwerp van elke zin.
Let op: daarvoor moet je ook pv, wg, o en lv benoemen!

Slide 7 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)

1. De receptioniste gaf de sleutel aan de hotelgasten.
     MV = Aan of voor wie/wat gaf de receptioniste de sleutel?
     Meewerkend voorwerp = aan de hotelgasten
2. Zij vertelden haar alles over hun reis.
    MV = Aan of voor wie/wat vertelden zij ?   
    Meewerkend voorwerp = haar
3. In het deftige hotel konden de gasten hun koffer aan de piccolo geven. 
     MV = Aan voor wie/wat konden de gasten hun koffer geven?
      Meewerkend voorwerp = aan de piccolo
    
aan of voor wie/wat + wg + o + lv

Slide 8 - Slide

Antwoorden
                      o              pv+wg       lv                       mv
1. De receptioniste / gaf / de sleutel / aan de hotelgasten.

        o      pv+wg    mv       lv
2. Zij / vertelden / haar / alles / over hun reis.

                                            pv+wg                o                  lv
3. In het deftige hotel / konden / de gasten / hun koffer /
           mv                   wg
    aan de piccolo  / geven.

Slide 9 - Slide

3.8. Voltooid deelwoord

Slide 10 - Slide

Voltooid deelwoord
=> Altijd een werkwoord  (net als de persoonsvorm)
=> Bepaal eerst: is het werkwoord een pv?
                - JA? Kies de juiste vervoeging en uitgang.
=> Geen pv? Check: voltooid deelwoord / infinitief?
=> Voltooid deelwoord herken je aan:
         
  • ook ALTIJD een vorm van hebben, zijn of worden
  • voltooid deelwoord staat meestal einde van de zin 

Slide 11 - Slide

 Twijfel je? Check: woord langer maken OF
                           'T KoFSCHiP X
voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
eindigt op -d of -t. 
Voltooid deelwoord
Zwak werkwoord?
Sterk werkwoord?
- voltooid deelwoord eindigt meestal op -en
    bv: We zijn naar huis gereden. Wij hebben gezwommen.
Zie ook 
blz. 254 lesboek

Slide 12 - Slide

1. Bepaal de stam van het werkwoord (is hele ww -/- en)
2. Staat de laatste letter in 'T KoFSCHiP X ?
3. WEL in 'T KoFSCHiP X ? Dan -t
4. NIET? Dan -d

                                          
Dus:   heb gefietst         (fietSen - WEL => dus -t aan eind)
             heb verdiend      (verdieNen  - NIET=> dus -d aan eind)
             is verhuisd           (verhuiZen  - NIET=> dus -d aan eind)
 'T KoFSCHiP X
stam bepaalt!

Slide 13 - Slide

OEFENZINNEN
1. De schuur van de buren is gisterenavond ........... (afbranden).
2. Ik heb .............. (dansen) met mijn ogen dicht.
3. Heb jij die brief al ............. (posten)?
4. Mijn zusje heeft zaterdag haar zwemdiploma......... (halen).
5. Die fabriek heeft zijn chemisch afval in de rivier......... (lozen).

Slide 14 - Slide

Antwoorden
1. De schuur van de buren is gisterenavond afgebrand.
2. Ik heb gedanst met mijn ogen dicht.
3. Heb jij die brief al gepost?
4. Mijn zusje heeft zaterdag haar zwemdiploma gehaald
5. Die fabriek heeft zijn chemisch afval in de rivier geloosd.

Slide 15 - Slide

LET OP:
Werkwoorden die beginnen met
be-, ge-, her-, ver- of ont- 
Plaats je GEEN extra ge- ervoor!
Bijvoorbeeld:
begrijpen - Ik heb het begrepen.
herenigen - Dat gezin is nu herenigd.
ontwaken - De prinses is ontwaakt.

Slide 16 - Slide

Splitsbare werkwoorden - voltooid
Hoe maak jij de voltooid deelwoord van:

Ik was af - Ik heb al eens .......
Zij leveren hun blikjes in - Zij hebben .......


Slide 17 - Slide

Splitbare ww'en - voltooid deelwoord

Bij splitsbare werkwoorden, schrijf je -ge-  tussen beide delen!
Bijvoorbeeld:
geruststellen - gerustgesteld
instappen - ingestapt
aanwijzen - aangewezen             (= splitsbaar sterk werkwoord)
overschrijven - overgeschreven (= splitsbaar sterk werkwoord)

Slide 18 - Slide

Splitbare ww'en - voltooid deelwoord

Bij splitsbare werkwoorden, schrijf je -ge-  tussen beide delen!
DUS:
toebrengen - is toegebracht (splitsbaar sterk ww)
aanhouden - is aangehouden (splitsbaar zwak ww) 

Slide 19 - Slide

3.8. Hoofdletters - bekend

Slide 20 - Slide

3.8. Hoofdletters - nieuw
  • Begint woord met 's of 't   ('s ochtends, 's winters )
      => de hoofdletter komt erna!

DUS                         

                                       
MAAR                     



NIET
WEL
'S ochtends    'S winters
's Ochtends    's Winters

Slide 21 - Slide

3.8. Hoofdletters - nieuw
Alex van Veen   => 'van' is een tussenvoegsel
In Nederland - tussenvoegsel begint met kleine letter
    ALS er een voornaam of voorletter voorstaat.
    Staat er géén voornaam en géén voorletter, dan
    tussenvoegsel met hoofdletter schrijven, dus:

Slide 22 - Slide

3.8. Hoofdletters - nieuw
  • Begint de zin met een getal? (100 meter, 365 dagen)
      => dan GEEN hoofdletter gebruiken! 
     DUS: 48 doelpunten scoorde hij in één seizoen. 
  • Zelf een naam bedacht? Kun je het anders registreren.
     Bijvoorbeeld: TikTok, iPad, iTunes, Coca-Cola



Slide 23 - Slide

DICTEEWOORDEN
Deze komen terug in de toets!

Slide 24 - Slide