Thema 3 Toekomst Hoofdstuk 6.1 & 6.2

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

We hebben het net bij het theoriedeel gehad over 'Een mening onderbouwen'. Je hebt opdracht 3 op blz.356 in je boek gemaakt. Neem nu je antwoorden over bij de volgende vragen.

Stelling 1: 'Schooluniformen moeten verplicht worden op roc's in Nederland.'

1. Ik ben het eens met de stelling.
2. Ik ben het oneens met de stelling
3. n.v.t.
4. n.v.t.

Bij de vorige vraag was je het eens of oneens. Vul nu hieronder een argu ment in waarom je het eens of oneens bent:

Stelling 2: 'Voetbalclubs moeten de politie-inzet bij voetbalwedstrijden betalen.'

1. Ik ben het eens met de stelling.
2. Ik ben het oneens met de stelling.
3. n.v.t.
4. n.v.t.

Vul nu hieronder een argument in waarom je het eens of oneens bent:

Stelling 3: 'De verkoop van vuurwerk moet verboden worden.'

1. Ik ben het eens met de stelling.
2. Ik ben het oneens met de stelling.
3. n.v.t.
4. n.v.t.

Vul nu hieronder een argument in waarom je het eens of oneens bent:

Stelling 4: 'Plezier in je werk is belangrijker dan een hoog salaris.'

1. In ben het eens met de stelling.
2. Ik ben het oneens met de stelling.
3. n.v.t.
4. n.v.t.

Vul nu hieronder een argument in waarom je het eens of oneens bent:

Stelling 5: 'Na je opleiding aan het werk gaan is beter dan doorleren.'

1. Ik ben het eens met de stelling.
2. Ik ben het oneens met de stelling.

Vul nu hieronder een argument in waarom je het eens of oneens bent:

Ga naar je licentie in Studiemeter.nl

Kies bij methodes: Starttaal Leerwerkboeken

Ga naar: Thema 3 Toekomst

Selecteer: Kijk- en luisterfragmenten

Bekijk: fragment Werkloosheid

Elsa en Geerte voeren een gesprek over het onderwerp werkloosheid. Welke mening hebben Elsa en Geerte in dit gesprek? Schrijf hun mening op.

opdracht 4a; Welke mening heeft Elsa of welke mening heeft Geerte?
Kies A voor je antwoord bij Elsa of B voor je antwoord bij Geerte:

3. n.v.t.
4. n.v.t.

opdracht 4b; Onderbouwen Elsa en Geerte hun mening met argumenten?
Kies A voor je antwoord bij Elsa of B voor je antwoord bij Geerte:

3. n.v.t.
4. n.v.t.

4c; Bedenk wie van de 2 gesprekspartners je een verbetertip over de gespreksregels zou geven?

4c; Wat is jouw verbetertip?