Go Motive TSBA April - Prepositions

Prepositions
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Prepositions

Slide 1 - Slide

What are prepositions in Dutch?
A
voegwoorden
B
voorzetsels
C
lidwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 2 - Quiz

Kastwoorden



Prepositions

Slide 3 - Slide

Name a preposition

Slide 4 - Mind map

Prepositions
Er zijn voorzetsels die gebruik worden om aan te geven waar iets is. (positie)


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

IN
ON
AT
The Evening, The morning
Winter, 2006, July

Wednesday, My birthday,
Sunday morning, Saturday, 
July 2nd, Christmas
the tapas restaurant, night, midday, 12:30

Slide 7 - Drag question

I was born ............ January.
A
In
B
On
C
At
D
By

Slide 8 - Quiz

I have never been .......... TV.
A
In
B
On
C
At
D
To

Slide 9 - Quiz

I always go skiing ........ the winter.
A
In
B
On
C
At
D
To

Slide 10 - Quiz

The exercise is ........ page 53.
A
In
B
On
C
At
D
To

Slide 11 - Quiz

What 's the difference between 'in' and 'at'?
A
There is no difference
B
'In' means in the building and at in front of the building
C
In means your inside and at means the general area
D
'At' means inside and 'in' means the general area

Slide 12 - Quiz

Prepositions
Er zijn woorden die gebruikt worden om een richting aan te geven.

into
onto
to
from

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

When do you use into or onto?

Slide 15 - Open question

All my friends are coming ............... my party.
A
In
B
On
C
To
D
By

Slide 16 - Quiz

I drive _____ work ________ my town everyday.
A
in, to
B
from, to
C
for, to
D
by, to

Slide 17 - Quiz

1.From 1 March our prices will be raised                  3%. (met)
2. He was listening                   the radio (naar).
3.               the whole we were quite satisfied (over)
4. I am waiting                 the bus.
5. They left                  France, yesterday. (naar)
6. Why are you angry .                    me
by
to
for
on
for
with

Slide 18 - Drag question

Prepositions of place

Slide 19 - Slide

Prepositions of place
in
gesloten ruimtes, geografische locaties
on
oppervlaktes, openbaar vervoer
at
specifieke plek, instanties, bij...
between
tussen (2)
among
tussen (>2)
by, near
naast / in de buurt van


above
boven (hoger dan)
over
(recht) boven

below
lager dan
under 
(recht) onder

Slide 20 - Slide

Next Class: prepositions of DIRECTION

Slide 21 - Slide

Common Engelse gezegden  met voorzetsels

Slide 22 - Slide

Drag me ..............
Too Good ........ Goodbyes
................... Control
Shape .............. You
Writing's ............. the Wall
Take me ................ Church
.............. the Name of Love
Down
At
Under
Of
On
To
In

Slide 23 - Drag question

Kletspot
Geef aan waar je je belangrijk spullen houden op je werk of thuis. Denk aan;
sleutels
gereedschappen
de afstandsbediening
werk kleren
timer
1:00

Slide 24 - Slide

Examen: Engels Spreken
Opdracht: Presenteren in het Engels

1. Kies een onderwerp  
2. Denk  over wat je wil vertellen (5 mins)
3. Stuur je tekst naar teacherlourens@gmail.com
4.  Corrigeer je tekst en maak een presentatie ervan
(Je mag steek woorden gebruiken tijdens de presentatie)

Slide 25 - Slide