Leerjaar 3n4 Schrijven les 1

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Onderdeel 3 : Schrijven
twee /drie schrijfopdrachten over verschillende onderwerpen

Slide 2 - Slide

Hebben jullie vragen/opmerkingen over het examenonderdeel schrijven?

Slide 3 - Open question

Ik wil graag hulp bij
A
opdracht 4: schrijven van een sollicitatiebrief
B
Ik heb hier geen vragen over, ik weet wat ik moet doen
C
opdracht 5:oproep ledenwerving
D
Ik ben al klaar.

Slide 4 - Quiz

Ik wil deze hulp graag
A
online
B
in een lokaal

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Voordat je aan je stage begint, krijg je de opdracht een tekst te schrijven over je stagebedrijf. De tekst is bedoeld om andere studenten uitleg te geven over de branche, de geschiedenis van het bedrijf en de werkzaamheden. Welke tekstsoort past het beste bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Recensie

Slide 11 - Quiz

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 12 - Mind map


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 13 - Quiz


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 14 - Quiz


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 15 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 16 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 17 - Quiz

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 18 - Slide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 19 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide