This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Onderdeel 3 : Schrijven
twee /drie schrijfopdrachten over verschillende onderwerpen
Slide 5 - Slide
Hebben jullie vragen/opmerkingen over het examenonderdeel schrijven?
Slide 6 - Open question
Ik wil graag hulp bij :
A
opdracht 1 : schrijven van een betoog
B
opdracht 3 : aanvraag subsidie
C
opdracht 2 schrijven van
een advies
D
Ik heb hier geen vragen over. Ik weet wat ik moet doen
Slide 7 - Quiz
Ik wil graag hulp bij
A
opdracht 4: schrijven van een sollicitatiebrief
B
Ik heb hier geen vragen over, ik weet wat ik moet doen
C
opdracht 5:oproep ledenwerving
D
Ik ben al klaar.
Slide 8 - Quiz
Ik wil deze hulp graag
A
online
B
in een lokaal
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Slide
Wat is het doel van een pakkende titel van een tekst?
A
Het trekken van de aandacht van de lezer.
B
Het informeren van de lezer over de inhoud van de tekst.
C
Het stimuleren van de lezer om de tekst te gaan lezen.
D
A + B + C
Slide 15 - Quiz
Kies een passend onderwerp. Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over gezond eten. Welk onderwerp is daarvoor het minst geschikt?
A
Invloed van suiker op de gezondheid.
B
Populariteit van superfoods.
C
Voeding van prehistorie tot nu.
D
Werking van verschillende diëten.
Slide 16 - Quiz
Voor burgerschap ga je een tekst schrijven over een onderwerp dat met het verkeer te maken heeft. Jij vindt dat we veel te hard mogen rijden op de snelweg. Door goede argumenten te verzinnen, hoop je anderen te overtuigen van je mening. Welke tekstsoort past het beste bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Recensie
Slide 17 - Quiz
Voordat je aan je stage begint, krijg je de opdracht een tekst te schrijven over je stagebedrijf. De tekst is bedoeld om andere studenten uitleg te geven over de branche, de geschiedenis van het bedrijf en de werkzaamheden. Welke tekstsoort past het beste bij deze opdracht?
A
Advertentie
B
Betoog
C
Informatief artikel
D
Recensie
Slide 18 - Quiz
Even vooraf: Welke signaalwoorden ken jij?
Slide 19 - Mind map
Welk woord hoort op het stippellijntje?
In een tekst zijn er ...... tussen woorden,
zinnen en alinea’s.
Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels
Slide 20 - Quiz
Hoe noem je woorden die wijzen op een
verband tussen zinnen of alinea’s?
Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 21 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een
tekstverband?
Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg
Slide 22 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 23 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden want en omdat?
Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 24 - Quiz
Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen