Les 5 + 6 Argumenteren 3 + 4

Leesvaardigheid VWO4
Argumenteren hoofdstuk 3
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid VWO4
Argumenteren hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Welke argumentatiestructuren hebben we woensdag behandeld?

Slide 2 - Mind map

Vandaag
Argumentatie schema's

Opdracht met alles tot nu toe.

Slide 3 - Slide

Verschil argumentatiestructuur en -schema

Een argumentatiestructuur is hoe de argumenten gestructureerd zijn in de tekst.

Een argumentatieschema is het geheel van standpunt en argumenten: de redenering

Slide 4 - Slide

Argumentatieschema's
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
“Mikael zal zich wel goed in zijn eentje kunnen vermaken (gevolg en standpunt). Hij is immers alleen door zijn moeder op een eiland opgevoed (oorzaak en argument).”


Slide 5 - Slide

Argumentatieschema's
Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
“Dictatoriale leiders zijn het niet gewend om kritisch bejegend te worden (argument). Geen wonder dat zij veel moeite hebben met kritiek die zij vanuit het buitenland krijgen (standpunt).”

Slide 6 - Slide

Argumentatieschema's
Argumentatie op basis van voor- en nadelen
“Als iemand een tussenjaar neemt, is hij misschien wel meer gemotiveerd voor zijn vervolgstudie. Ook is een jaartje uitrusten natuurlijk niet zo gek (voordelen: argumenten voor). Daar staat tegenover dat zo iemand wel helemaal uit zijn studieritme raakrt en daar misschien ook nooit meer echt goed in raakt, met alle gevolgen van dien (nadelen: argumenten tegen). Een tussenjaar nemen is niet altijd verstandig (standpunt).”

Slide 7 - Slide

Argumentatieschema's
Argumentatie op basis van voorbeelden
“Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega’s (standpunt). Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij ‘s middags wel in de sportschool was en met het bedrijfsuitje ging hij ook al niet mee (voorbeelden).”


Slide 8 - Slide

Argumentatieschema's
Argumentatie op basis van vergelijking
“Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen(standpunt); de docenten in het voortgezet onderwijs kregen laatst immers ook niet meer salaris(argument -vergelijking).”

Slide 9 - Slide

Argumentatieschema's
Argumentatie op basis van autoriteit
“Het is de hoogste tijd dat de lonen van Nederlanders omhooggaan (standpunt). De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst in een interview ook gezegd (autoriteit-argument).”

Slide 10 - Slide

Opdracht
Van welk argumentatieschema is hier sprake?

Slide 11 - Slide


A
Autoriteit
B
Voorbeeld
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 12 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voorbeeld
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 13 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voorbeeld
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 14 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voorbeeld
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 15 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voor- en nadelen
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 16 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voor- en nadelen
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 17 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voor- en nadelen
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 18 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voor- en nadelen
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 19 - Quiz


A
Autoriteit
B
Voor- en nadelen
C
Oorzaak en gevolg
D
Vergelijking

Slide 20 - Quiz


A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld(en)

Slide 21 - Quiz


A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld(en)

Slide 22 - Quiz


A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld(en)

Slide 23 - Quiz


A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld(en)

Slide 24 - Quiz


A
Autoriteit
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld(en)

Slide 25 - Quiz

Maak opdracht 4
Hoofdstuk 3, blz. 18

Slide 26 - Slide

Drogredenen
Wat is dat?

Waarom moeten jullie ze kennen?

Slide 27 - Slide

Drogredenen
Er zijn twee soorten drogredenen: er wordt een argumentatieschema onjuist gebruikt of er wordt een discussieregel overtreden.

Slide 28 - Slide

Onjuist beroep op het oorzaak-gevolgschema: onjuist beroep op causaliteit
3 soorten:
- argument bij de oorzaak niet voldoende om tot het gevolg te leiden
- genoemde gevolg kan andere oorzaken hebben dan de oorzaak die genoemd wordt
- er is geen vastgestelde oorzaak-gevolgrelatie 

Slide 29 - Slide

Onjuist beroep op kenmerk of eigenschapsschema


Wanneer er aan een bepaald kenmerk veel betekenis wordt toegekend terwijl andere kenmerken worden genegeerd

Dat meisje draagt alleen maar grijze kleren, zij is vast totaal niet creatief.

Slide 30 - Slide

Onjuist beroep op het voor- en nadelenschema: overdrijven van voor- of nadelen

Wanneer de gevolgen heel erg worden overdreven of nadelen/voordelen  worden niet genoemd

Scholen zouden een uur eerder moeten beginnen, omdat zowel de leerlingen als de docenten dan langer van hun middag kunnen genieten, meer tijd hebben voor huiswerk of het nakijken van toetsen en een gezond ochtendritme ontwikkelen

Slide 31 - Slide

Onjuist beroep op voor- of nadelenschema: vals dilemma
Er wordt gedaan alsof er maar twee, elkaar uitsluitende, mogelijkheden zijn, terwijl er veel meer mogelijkheden zijn.

De wetenschap kan het ontstaan van graancirkels niet goed verklaren, dus graancirkels zijn het werk van aliens.

Slide 32 - Slide

Onjuist beroep op het voorbeeldschema: overhaaste generalisatie

Slide 33 - Slide

Onjuist beroep op het vergelijkingsschema: verkeerde vergelijking


Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?

Slide 34 - Slide

Onjuist beroep op het op het autoriteitsschema
Zich beroepen op een onbetrouwbare autoriteit (bijvoorbeeld door belangen of omdat deze persoon geen autoriteit is op dit vlak)

De economie is alleen nog te redden als de Nederlandse staat eigenaar wordt van alle banken. Gordon zei dit gisteren nog op tv!

Slide 35 - Slide

Opdracht
Geef aan van welke drogreden er sprake is

Slide 36 - Slide


A
Onjuist beroep op kenmerk- of eigenschapsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Verkeerde vergelijking
D
Overhaaste generalisatie

Slide 37 - Quiz


A
Onjuist beroep op kenmerk- of eigenschapsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Verkeerde vergelijking
D
Overhaaste generalisatie

Slide 38 - Quiz


A
Onjuist beroep op kenmerk- of eigenschapsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Verkeerde vergelijking
D
Overhaaste generalisatie

Slide 39 - Quiz


A
Onjuist beroep op kenmerk- of eigenschapsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Verkeerde vergelijking
D
Overhaaste generalisatie

Slide 40 - Quiz


A
Onjuist beroep op autoriteitsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Overdrijven van voor- of nadelen
D
Vals dilemma

Slide 41 - Quiz


A
Onjuist beroep op autoriteitsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Overdrijven van voor- of nadelen
D
Vals dilemma

Slide 42 - Quiz


A
Onjuist beroep op autoriteitsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Overdrijven van voor- of nadelen
D
Vals dilemma

Slide 43 - Quiz


A
Onjuist beroep op autoriteitsschema
B
Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema
C
Overdrijven van voor- of nadelen
D
Vals dilemma

Slide 44 - Quiz

Maak opdracht 4
Hoofdstuk 4, blz. 23

Slide 45 - Slide