H5 Formuleren 9 Uitdrukkingen

H5 Formuleren
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

H5 Formuleren

Slide 1 - Slide

H5 Formuleren 9 Uitdrukkingen
Leerdoelen:
• Je leert over uitdrukkingen.

Slide 2 - Slide

uitdrukkingen
Een uitdrukking is een zinsnede met een figuurlijke betekenis. Door in een gesproken of geschreven tekst uitdrukkingen te gebruiken, maak je de tekst aantrekkelijker voor het publiek.

Slide 3 - Slide

Voorbeelden:
– De huwelijkszwendelaar wist met zijn gladde praatjes de eenzame vrouw om de tuin te leiden.
– Als veel Nederlanders tegelijk een dagje naar het strand gaan, gooien lange files vaak roet in het eten.
– Door de actie #MeToo is duidelijk geworden dat belangrijke mannen in hun omgang met vrouwen geregeld over de schreef gaan.

Slide 4 - Slide

Voorbeelden uitleg:
De uitdrukking om de tuin leiden betekent ‘bedriegen’, 
roet in het eten gooien betekent ‘iets bederven
het plezier vergallen en over de schreef gaan is ‘iets doen wat niet mag; te ver gaan’.

Slide 5 - Slide

Er zijn veel uitdrukkingen met woordparen:
• uitdrukkingen met twee synoniemen (tautologie) of woorden die ongeveer hetzelfde betekenen:
– Hoe je het ook wendt of keert, de overheid moet de burgers beschermen en daarin slaagt ze niet altijd.

Slide 6 - Slide

Er zijn veel uitdrukkingen met woordparen:
• uitdrukkingen met een tegenstelling (antithese):
– De meeste mensen kennen de brandnetel voornamelijk als een vervelende, prikkende plant, die je overal en nergens tegenkomt.


Slide 7 - Slide

Er zijn veel uitdrukkingen met woordparen:
• uitdrukkingen met alliteratie (beginrijm van medeklinkers):
– Na de verloren bekerfinale sloegen de boze supporters in het café waar ze zaten, de hele boel kort en klein.



Slide 8 - Slide

Er zijn veel uitdrukkingen met woordparen:
• uitdrukkingen met eindrijm:
– In het middeleeuwse verhaal van Karel ende Elegast moeten de leenmannen van Karel de Grote hun leenheer bijstaan met raad en daad.




Slide 9 - Slide

uitdrukkingen met een voorwerp/dier/lichaamsdeel
Naast uitdrukkingen met woordparen komen in deze paragraaf uitdrukkingen aan de orde met een voorwerp, met een dier en met een lichaamsdeel. Ook uitdrukkingen uit de Bijbel en de mythologie, uitdrukkingen met oude naamvallen en voorzetseluitdrukkingen worden besproken.

De betekenis van uitdrukkingen vind je in het woordenboek, meestal bij het eerste zelfstandig naamwoord. Je kunt ook op internet zoeken.




Slide 10 - Slide

Maken in het digitaal lesboek
Opdracht 1 t/m 22

Slide 11 - Slide