Woordenschat - les 8

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Formuleren - uitdrukkingen
  • Voorbereiden presentatie

Slide 2 - Slide

Woordenschat
Doel:
Ik kan uitdrukkingen begrijpen en op de juiste manier gebruiken.

Slide 3 - Slide

Uitdrukkingen
Een uitdrukking is een zinsnede met een figuurlijke betekenis. Door in een gesproken of geschreven tekst uitdrukkingen te gebruiken, maak je de tekst aantrekkelijker voor het publiek.
Voorbeelden:
– De huwelijkszwendelaar wist met zijn gladde praatjes de eenzame vrouw om de tuin te leiden.
– Als veel Nederlanders tegelijk een dagje naar het strand gaan, gooien lange files vaak roet in het eten.

Slide 4 - Slide

Uitdrukkingen met woordparen
1) uitdrukkingen met twee synoniemen (tautologie) of woorden die ongeveer hetzelfde betekenen:
Hoe je het ook wendt of keert, de overheid moet de burgers beschermen en daarin slaagt ze niet altijd.

2) uitdrukkingen met een tegenstelling (antithese):
De meeste mensen kennen de brandnetel voornamelijk als een vervelende, prikkende plant, die je overal en nergens tegenkomt.

Slide 5 - Slide

Uitdrukkingen met woordparen
3) uitdrukkingen met alliteratie (beginrijm van medeklinkers):
Na de verloren bekerfinale sloegen de boze supporters in het café waar ze zaten, de hele boel kort en klein.

4) uitdrukkingen met eindrijm:
In het middeleeuwse verhaal van Karel ende Elegast moeten de leenmannen van Karel de Grote hun leenheer bijstaan met raad en daad.

Slide 6 - Slide

Oefenen

Slide 7 - Slide

Welk plaatje past het beste bij onderstaande uitdrukking? Sleep het plaatje ernaar toe.
als warme broodjes over de toonbank gaan

Slide 8 - Drag question

Welk plaatje past het beste bij onderstaande uitdrukking? Sleep het plaatje ernaar toe.
voor een appel en een ei

Slide 9 - Drag question

Welk plaatje past het beste bij onderstaande uitdrukking? Sleep het plaatje ernaar toe.
iets op de kop tikken

Slide 10 - Drag question

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Meten met twee maten.
Iemand over het hoofd zien.
Een gat in de lucht springen.
Een zuurpruim zijn.
Appels met peren vergelijken.
Iemand vergeten zijn.
Heel erg blij zijn.
Altijd boos zijn.
Oneerlijk keuren.
Iets wat niet met elkaar te vergelijken is.

Slide 11 - Drag question

Maken

Cursus 5 Formuleren
paragraaf 9 Uitdrukkingen
ALLE opdrachten

Slide 12 - Slide

Lezen

  • 25 minuten lezen in stilte

Slide 13 - Slide