Cursus 6 - Formuleren

Deze les: 
- werkboekje afronden (15 min.) 
- nakijken (10 min.) 
- lessonup - voorbereiding toets (20 min.) 
timer
10:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Deze les: 
- werkboekje afronden (15 min.) 
- nakijken (10 min.) 
- lessonup - voorbereiding toets (20 min.) 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Cursus 6 - Formuleren
- Trappen van vergelijking
- Persoonsvorm en onderwerp bij elkaar
- Samengestelde zinnen 
- Foutloos schrijven  
Tek

Slide 2 - Slide

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 3 - Quiz

Maak het rijtje af: diep

Slide 4 - Open question

Maak het rijtje af: duur

Slide 5 - Open question

Bij woorden die eindigen op -st of -sch gebruik je bij de overtreffende trap
A
-st
B
meest ...

Slide 6 - Quiz

Fantastisch - fantastischer
A
meest fantastisch
B
fantastischst

Slide 7 - Quiz

Maak het rijtje af: goed -

Slide 8 - Open question

Dit weet je nog: 
Je gebruikt het woordje als wanneer je gelijk aan elkaar bent. 
Ik ben even groot als mijn beste vriend. 

Je gebruikt het woordje dan bij de vergrotende trap. 
Ik ben later op school dan mijn klasgenoten. 

Slide 9 - Slide

Vul dan/als in op de puntjes:
Mijn fiets ziet er mooier uit ...... die van jou.

Slide 10 - Open question

Mijn haar is even lang ...... dat van mijn hond.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Het concert van vorig jaar was beter ....
als
dan

Slide 12 - Poll

Enkelvoud of meervoud. 
Je hebt geleerd dat persoonsvorm en onderwerp bij elkaar horen. Ze staan beide in het enkelvoud of beide in het meervoud. 

Slide 13 - Slide

Maak de zin af:
Als de persoonsvorm in het meervoud staat, dan moet het onderwerp in het ..... staan
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 14 - Quiz

Welke van deze onderwerpen lijken meervoud maar is enkelvoud.
A
De buurmannen
B
De groep kinderen
C
De voetbalsters
D
De schapen

Slide 15 - Quiz

Samengestelde zinnen 
- Je kunt zelf samengestelde zinnen schrijven 
- Je kunt voegwoorden herkennen 

Slide 16 - Slide

Kato is vakkenvuller en Hanna zit achter de kassa
VOEGWOORD =
A
is
B
zit
C
en
D
achter

Slide 17 - Quiz

Rob pakte de fiets, want het is mooi weer.
A
de
B
want
C
het
D
is

Slide 18 - Quiz

Toen ik voor het eerst ging sporten, vond ik het gelijk saai.
A
Toen
B
het
C
sporten
D
vond

Slide 19 - Quiz

Ik vind die nieuwe game niet leuk want, ik kan het niet winnen.
Komma juist geplaatst?
A
Ja
B
Nee die moet achter game.
C
Nee die moet achter leuk.
D
Nee er hoort geen komma in deze zin.

Slide 20 - Quiz