Tijdens een willekeurige winterdag zit er veel waterdamp in de lucht. Vervolgens daalt de temperatuur ’s nachts naar −4 °C. Wat zul je de volgende ochtend op de takken vinden?
A
rijp
B
waterdruppels
C
waterdamp
Slide 9 - Quiz
Stoom
Hete waterdamp.
Je kunt stoom niet zien.
Slide 10 - Slide
is smeltpunt een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
kookpunt en smeltpunt zijn stofeigenschappen.
Vast onder het smeltpunt.
Vloeibaar tussen het smelt-en kookpunt.
Gasvormig boven het kookpunt.
Slide 12 - Slide
Het smeltpunt van ijzer is 1559 graden Celsius en het kookpunt is 2800 graden Celsius. Welke fase heeft ijzer bij 1600 graden Celsius?
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 13 - Quiz
Welke van de volgende uitspraken is waar?
A
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water toe.
B
Als water kookt, dan blijft de temperatuur van het water gelijk.
C
Als water kookt, dan neemt de temperatuur van het water af.
Slide 14 - Quiz
Kookpunt & smeltpunt
Slide 15 - Slide
Welke diagram laat een smeltpunt zien?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Als je zout of antivries aan water toevoegt wordt...........
A
water een vaste stof.
B
het vriespunt van water hoger.
C
het vriespunt van water lager.
D
het kookpunt van water hoger.
Slide 17 - Quiz
Het smeltpunt verlagen
Slide 18 - Slide
vast
Vloeibaar
gas
Stollen
Smelten
Sublimeren
Vervluchtigen
Verdampen
Condenseren
Slide 19 - Drag question
Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren
Slide 20 - Quiz
A
Stollen
B
Condenseren
C
Smelten
D
Verdampen
Slide 21 - Quiz
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren
Slide 22 - Quiz
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen
Slide 23 - Quiz
De zeep ruik je door de fase-overgang
A
vervluchtigen
B
verdampen
C
stollen
D
rijpen
Slide 24 - Quiz
A
Condenseren
B
Smelten
C
Stollen
D
Verdampen
Slide 25 - Quiz
De was droogt ook als het vriest. Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen
Slide 26 - Quiz
Als een plasje water in de zon op een gegeven moment weg is ....
A
vervluchtigen
B
verdampen
C
stollen
D
rijpen
Slide 27 - Quiz
Hoe noemt men de fase-overgang als de bomen na een regenbui bedekt zijn met ijspegels?
A
Bevriezen
B
Rijpen
C
Condenseren
D
Stollen
Slide 28 - Quiz
Hoe noemt men de fase-overgang als de bomen 's-morgens bedekt zijn met ijskristallen?
A
Vervluchtigen
B
Rijpen
C
Condenseren
D
Stollen
Slide 29 - Quiz
Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken
Slide 30 - Quiz
In de tabel staan twaalf stoffen. Peter heeft één van deze stoffen in een fles. De stof komt vloeibaar uit de vriezer (−18 °C). Als de vloeistof een poosje bij kamer-temperatuur (20 °C) staat, begint hij te koken. Welke van de stoffen in de tabel zou dit kunnen zijn?