4. Hoofdtelwoorden en rangtelwoorden
Hoofdtelwoorden geven een getal of hoeveelheid aan. Als je ze kan tellen, zoals bij 'twee derde', 'tien' en 'honderd', zijn ze bepaald. Als je ze niet kan tellen, zoals bij 'veel', 'minder' of 'weinig', zijn ze onbepaald. Een rangtelwoord geeft een rang of volgorde aan, zoals 'eerste', 'vijfde' en 'veertiende'. 'Middelste' en 'achterste' zijn onbepaalde rangtelwoorden.