Totaal aantal te behalen punten is 38. Bij 21 punten of meer heb je een voldoende.
Goed om te weten: Als je bij een vraag op volgende klikt, dan kun je niet meer terugbladeren.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FinancieelMBOStudiejaar 1
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Oefentoets kostensoorten
Totaal aantal te behalen punten is 38. Bij 21 punten of meer heb je een voldoende.
Goed om te weten: Als je bij een vraag op volgende klikt, dan kun je niet meer terugbladeren.
Slide 1 - Slide
Een ondernemer sluit een lening af voor de bekostiging van de inrichting van een nieuwe filiaal af.
De lening gaat op 1 maart 2010 in en bedraagt € 44.500,-. De bank brengt voor deze lening een variabele rente in rekening. Voor 2014 is de rente 6,4%. Voor 2015 is de rente 7,2% geworden.
Aan het eind van ieder jaar wordt er € 6.125,- afgelost en wordt de rente betaald.
Bereken de rentekosten van deze lening voor 2015.
Slide 2 - Open question
Winkelier Pietersen woont boven zijn winkel. Hij heeft de volgende rekeningen liggen:
o Brandverzekering (incl. btw hoog tarief): € 218,48 (hiervan is 15% voor rekening van het woonhuis)
o Telefoon- en internetkosten (incl. btw hoog tarief): € 146,77 (dit is een zakelijk abonnement)
o Computer voor eigen gebruik: € 346,50 (incl. btw hoog tarief)
Bereken het bedrag dat tot de bedrijfskosten gerekend kan worden.
Slide 3 - Open question
Vanwege de uitbreiding van zijn winkel heeft Karel per 1 juli 2008 veranderingen aangebracht in zijn personeelssamenstelling. Walter werkt al bij hem, maar hij wordt eerste verkoper. Hierdoor gaat zijn brutoloon van € 1486,- naar € 1594,- per maand. Daarnaast heeft hij nog een fulltimer en een parttimer aangenomen. Het bruto maandloon voor de fulltimer is € 1370,- en voor de parttimer € 650,-. Voor de berekening van de loonkosten moet Karel rekening houden met een premie van de sociale werknemersverzekeringen van 18%. De vakantietoeslag is 8%.
Bereken de stijging van de loonkosten voor 2008.
Slide 4 - Open question
Handelaar van Schoonhuizen heeft op 1 april 2013 een bestelauto gekocht voor een bedrag van
€ 20.027,70 (incl. btw hoog tarief). De afschrijving per jaar bedraagt 25% van de boekwaarde. Bereken de afschrijvingskosten voor het gebruiksjaar 2013.
Slide 5 - Open question
Jens Blom heeft een elektronicazaak in Dokkum. In deze winkel werkt Inge gemiddeld 12 uur per week als deeltijdwerkster. Het brutoloon van Inge is € 3,80 per uur. Jacob werkt als voltijdwerker in deze winkel. Hij ontvangt een brutoloon van € 275,- per week. De vakantietoeslag bedraagt 8%. Het werkgeversaandeel in de premie van de sociale verzekeringen bedraagt 17,6%. Inge ontvangt een reiskostenvergoeding van € 10,- per week en Jakob € 35,- per maand.
Bereken de jaarlijkse betaalde loonkosten van deze elektronicawinkel.
Slide 6 - Open question
De boekwaarde van een bedrijfspand is € 195.000,00. De afschrijving is 4% van de aanschafwaarde. Er is zes jaar afgeschreven. Bereken de aanschafwaarde.
Slide 7 - Open question
Let op:
De volgende 4 vragen gaan over dezelfde stukken tekst. Lees goed wat de vetgedrukte tekst van je vraagt!
Slide 8 - Slide
Een machine heeft een aanschafwaarde van € 175.000,- (excl. BTW). De restwaarde bedraagt
€ 25.000,-. De economische levensduur bedraagt 6 jaar en de technische levensduur is gesteld op 8 jaar. De afschrijving vindt plaats met een vast percentage van de aanschafwaarde. De complementaire kosten zijn het eerste jaar nihil, het tweede jaar € 2.000,- per jaar en het vierde t/m het zesde jaar
€ 5.000,-. De machine is aangekocht door eigen vermogen en de rentevoet voor de gewaardeerde interest is 2,3%.
Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten.
Slide 9 - Open question
Een machine heeft een aanschafwaarde van € 175.000,- (excl. BTW). De restwaarde bedraagt
€ 25.000,-. De economische levensduur bedraagt 6 jaar en de technische levensduur is gesteld op 8 jaar. De afschrijving vindt plaats met een vast percentage van de aanschafwaarde. De complementaire kosten zijn het eerste jaar nihil, het tweede jaar € 2.000,- per jaar en het vierde t/m het zesde jaar
€ 5.000,-. De machine is aangekocht door eigen vermogen en de rentevoet voor de gewaardeerde interest is 2,3%.
Bereken de gewaardeerde interest over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen.
Slide 10 - Open question
Een machine heeft een aanschafwaarde van € 175.000,- (excl. BTW). De restwaarde bedraagt
€ 25.000,-. De economische levensduur bedraagt 6 jaar en de technische levensduur is gesteld op 8 jaar. De afschrijving vindt plaats met een vast percentage van de aanschafwaarde. De complementaire kosten zijn het eerste jaar nihil, het tweede jaar € 2.000,- per jaar en het vierde t/m het zesde jaar
€ 5.000,-. De machine is aangekocht door eigen vermogen en de rentevoet voor de gewaardeerde interest is 2,3%.
Bereken de totale kosten van de machine voor het eerste jaar.
Slide 11 - Open question
Een machine heeft een aanschafwaarde van € 175.000,- (excl. BTW). De restwaarde bedraagt
€ 25.000,-. De economische levensduur bedraagt 6 jaar en de technische levensduur is gesteld op 8 jaar. De afschrijving vindt plaats met een vast percentage van de aanschafwaarde. De complementaire kosten zijn het eerste jaar nihil, het tweede jaar € 2.000,- per jaar en het vierde t/m het zesde jaar
€ 5.000,-. De machine is aangekocht door eigen vermogen en de rentevoet voor de gewaardeerde interest is 2,3%.
Bereken de totale kosten van de machine voor het vierde jaar.
Slide 12 - Open question
Je bent bijna klaar!
Nog 3 vragen te gaan.
Slide 13 - Slide
Een startende groenteboer heeft bij de bank per januari een lening gekregen van € 45.000,-. De eerste aflossing is pas in januari van het eerstvolgende jaar. De bank rekent met een rentepercentage van 7,75%. De rentebetaling is jaarlijks op 30 juni en 31 december.
Bereken de rente per 30 juni en 31 december.
Slide 14 - Open question
Van een lening van € 160.000,- met een looptijd van 10 maanden, wordt na 8 maanden € 60.000,- afgelost. Het rentetarief is 6%.
Bereken de totale rentekosten van deze lening aan het einde van de looptijd.
Slide 15 - Open question
Een machine wordt aangeschaft voor € 140.000,- (excl. BTW). De restwaarde is nihil. Door een misverstand schrijft men jaarlijks 10% van de boekwaarde af i.p.v. jaarlijks 10% van de aanschafwaarde af te schrijven. Deze vergissing wordt op het einde van het derde jaar ontdekt.
Hoeveel is aan het einde van het derde jaar te weinig afgeschreven?