Wiederholung Grammatik Kapitel 3 1 HV

Welk zinsdeel staat in het Duits in de eerste naamval?
A
Het lijdend voorwerp
B
Het onderwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
De persoonsvorm
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welk zinsdeel staat in het Duits in de eerste naamval?
A
Het lijdend voorwerp
B
Het onderwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
De persoonsvorm

Slide 1 - Quiz

Hoe bepaal je in een zin, wat het meewerkend voorwerp is?
A
Wie/wat + gezegde
B
Wat + gezegde + onderwerp
C
Aan/voor + gezegde + onderwerp
D
Wie/wat + onderwerp + persoonsvorm

Slide 2 - Quiz

Welke naamval geeft bezit aan?
A
De eerste
B
De tweede
C
De derde
D
De vierde

Slide 3 - Quiz

Welk woordje hoort bij de der-groep?
A
mein-
B
all-
C
ihr-
D
kein-

Slide 4 - Quiz

Welk woordje hoort bij de ein-groep?
A
dies-
B
solch-
C
unser-
D
jed-

Slide 5 - Quiz

In welke naamval staat "Apfel" in de zin:
Meine Mutter kauft einen Apfel
A
Eerste naamval
B
Tweede naamval
C
Derde naamval
D
Vierde naamval

Slide 6 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in:

Mein Bruder hat ___Haus gekauft


A
den
B
die
C
das
D
einen

Slide 7 - Quiz

Vertaal de woorden tussen haakjes in de juiste vorm:
(onze) Oma backt (een) leckere Torte
A
Unser / einen
B
Unsere / ein
C
Unsere / eine
D
Unser/ eine

Slide 8 - Quiz

Vertaal de volgende zin in het Duits:
ik geef mijn moeder een boek.

Slide 9 - Open question

Tegen wie zeg je: Du?
A
Jongeren ouder dan 16
B
de rector
C
de mevrouw in de supermarkt
D
jouw opa en oma

Slide 10 - Quiz

Welk zinsdeel staat in het Duits in de derde naamval?
A
Het onderwerp
B
De bepaling van tijd
C
Het lijdend voorwerp
D
Het meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm van het lidwoord in:

Ich zeige (de) Touristen Rotterdam.
A
dem
B
die
C
der
D
den

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm van het lidwoord in:

Ich sehe (de) Katze im Garten.
A
das
B
die
C
den
D
der

Slide 13 - Quiz

Woordjes van de
der-groep

Slide 14 - Mind map

Woordjes van de
ein-groep

Slide 15 - Mind map