Hoofdletters

• Duits
• MBO
• Studiejaar 1

Was machen wir heute?

- Kurze Wiederholung W-Fragen

- Artikel

- Großschreibung

- Hören 

(Wanneer) kommst du morgen? Um halb 10.

1. Wer
2. Wie
3. Wann
4. Woher

(Wie) bist du?

1. Wann
2. Wie
3. Wo
4. Wer

(Hoe) spät ist es?

1. Wie
2. How
3. Wann
4. Was

De woorden DE, HET en EEN zijn:

1. lidwoorden
2. voorzetsels
3. onpersoonlijke voornaamwoorden
4. eigennamen

Welke lidwoorden ken je in het Duits?

Wat zet je voor Mutter?

1. die
2. das
3. der

Wat zet je voor Mädchen? (=het meisje)

1. der
2. die
3. das

Wat zet je voor Vater?

Wat zet je voor Kinder?

1. der
2. die
3. das

Woorden die eindigen op een "-e/-ung/-keit/-heit/-schaft" zijn meestal:

1. Die
2. Das
3. Der
4. Die (meervoud)

.... Katze

.... Umgebung

.... Bücher

.... Pferd (paard)

... Möglichkeit

.... Freundschaft

.... Lehrer

.... Tier

.... Frauen

die

das

die (meervoud)

der

Großschreibung

Wanneer schrijf je in het Duits een hoofdletter?

 Hoofdletters Duits

• Begin van een zin.
• Bij eigennamen.
• Bij aardrijkskundige namen.
• Bij het persoonlijke voornaamwoord 'u' > Sie.
• Bij ALLE zelfstandige naamwoorden.  

___ Mittwoch spiele ich Klavier.
(Op woensdag speel ik piano.)

1. am
2. Am

ein vater of ein Vater

1. ein vater
2. ein Vater

schön of Schön (= mooi)

1. schön
2. Schön

der tee of der Tee
(thee)

1. der tee
2. der Tee

_anual _euer ist der beste Torwart der Welt.

1. Manuel neuer
2. manuel Neuer
3. Manuel Neuer
4. manuel neuer

Herr Schmidt ist _äcker.

1. Bäcker
2. bäcker

'in duitsland drinkt men thee.'
In _eutschland trinkt man Tee.
(hele woord schrijven)