les 10 Spelling werkwoorden

spelling meervoud
woorden met meervoud s
over voltooide en onvoltooide deelwoorden
persoonsvorm herhaling
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord

Maak de opdrachten bij Spelling werkwoorden 

Wat heb je geleerd?
21 april toets Nederlands
Leer de theorie uit dit hoofdstuk
Maak de oefentoets 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

spelling meervoud
woorden met meervoud s
over voltooide en onvoltooide deelwoorden
persoonsvorm herhaling
voltooid deelwoord
onvoltooid deelwoord

Maak de opdrachten bij Spelling werkwoorden 

Wat heb je geleerd?
21 april toets Nederlands
Leer de theorie uit dit hoofdstuk
Maak de oefentoets 

Slide 1 - Slide

Schrijf vijf woorden in meervoud dat eindigt met een s.

Slide 2 - Mind map

Voorbeelden van
De persoonsvorm

Slide 3 - Mind map

Voorkennis
Om de theorie van deze les goed te begrijpen, moet je de theorie van de persoonsvorm weten (en begrijpen). 

Als je de theorie van de persoonsvorm nog een keer wilt weten, klik je op het filmpje hiernaast

Begrijp je het al? ga verder

Slide 4 - Slide

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 6 - Quiz

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 7 - Quiz

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 8 - Quiz

Voorbeelden van een
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Video

Het voltooid deelwoord (VD)
- Een VD heeft altijd een ander werkwoord nodig

- De actie is voorbij

- Je vindt het VD door het hele werkwoord in eenvoudige
   zinnetjes te zetten.

  vb: ik heb... wandelen           gewandeld
         het heeft ....regenen       geregend
         zij is....verdwalen              verdwaald

Slide 11 - Slide

Hoe schrijf je het VD?

- Je kijkt naar de laatste letter
   van de stam.
- Staat die letter in
   't ex - kofschip, dan schrijf je
   een -t- aan het eind.

vb:  werk    gewerkt



- Staat de laatste letter niet in
't kofschip, dan schrijf je een -d- aan het eind.

vb: regel   geregeld

Slide 12 - Slide

Let op!
De werkwoorden die in het hele werkwoord een -v- of en -z- hebben, kunnen bij de stam wel eens veranderen in een -f- of een -s-. 

In deze gevallen, schrijven we geen -t- maar een -d- aan het eind.

vb: beloven      beloof    hij heeft beloofd
vb:  verhuizen  verhui  Ik ben verhuisd

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

voorbeelden van een
onvoltooid deelwoord

Slide 15 - Mind map

Het onvoltooid deelwoord
- Deze vorm van het werkwoord geeft aan dat de actie nog niet
  voorbij is (onvoltooid).

- Je schrijft een onvoltooid deelwoord (OD) alijd als het hele
   werkwoord + d.

- voorbeelden:  huilend, rennend, schreeuwend, verwerkend
   enz.

Slide 16 - Slide

De man was vanochtend zuchtend en steunend opgestaan.
In deze zin zitten...
A
1 voltooid dw en 1 onvoltooid dw
B
2 voltooid dw en 1 onvoltooid dw
C
1 voltooid dw en 2 onvoltooid dw
D
geen voltooid deelw en 2 onvoltooid dw

Slide 17 - Quiz

Lachend is Mona naar school gefietst.
In deze zin staan..
A
een pv, OD en een VD
B
een pv, een OD maar geen VD
C
een pv, een VD maar geen OD
D
geen pv, een OD en een VD

Slide 18 - Quiz

Huilen...werd het jongetje naar huis gestuur...
A
huilend gestuurt
B
huilent gestuurd
C
huilend gestuurd
D
huilent gestuurt

Slide 19 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 20 - Quiz

Hij (deleten - vt) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 21 - Quiz

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind

Slide 22 - Quiz

De stukken (kopiëren - tt) mijn secretaresse niet meer.
A
kopieert
B
kopieërt
C
kopiëren
D
kopieerde

Slide 23 - Quiz


A
voltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

Wat is nu het verschil tussen een voltooid deelwoord en een onvoltooid deelwoord?

Slide 25 - Open question

Aan de slag
Maak de opdrachten bij Spelling werkwoorden

Slide 26 - Slide

Klaar?
Op 21 april is er een toets van Nederlands
(zie Som)

Leer de theorie uit dit hoofdstuk
maak de oefentoets

Slide 27 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 28 - Open question