This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
- Maak de zin vragend en de persoonsvorm komt vooraan
- Zet de zin in een andere tijd en de persoonsvorm verandert mee
- Verander de zin van meervoud/enkelvoud en de pv verandert mee
Vragend; Loopt hij naar school?
Andere tijd: Hij liep naar school.
enkelvoud/meervoud; Wij lopen naar school.
ik vorm of ik-vorm + t
ik loop
hij/zij loopt
Ik vind (ik-vorm)
Hij/zij vindt (ik-vorm + t)
Vul een ander werkwoord in om te horen of het met een d of t is.
Voorbeeld: Ik word... opgehaald.
Ik loop opgehaald / ik loopt opgehaald
Hij loopt het hier niet leuk
Hij loop het hier niet leuk.