This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Vragend maken: Loopt hij naar school?
Andere tijd: Hij liep naar school.
enkelvoud>meervoud: Wij lopen naar school.
vinden
ik vind (ik-vorm)
hij/zij vindt (ik-vorm + t)
wij vinden
Tip:
Vul een vorm van lopen in om te horen of het met een d of t is.
Voorbeeld: Ik word... opgehaald.
Ik loop
dus zonder t!