Argumentatie H3

Argumenteren (1)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Argumenteren (1)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan onderscheid maken tussen een standpunt en een   
      argument.
  • Ik kan feitelijke en waarderende argumenten onderscheiden.
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 2 - Slide

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom

Slide 3 - Slide

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt: cosmetische chirurgie moet verboden worden.
Argument: mensen worden er lelijker door.
want / omdat
dus / daarom

Slide 4 - Slide

Soorten argumenten
Feitelijke argumenten
Dit zijn feiten die waar zijn en  controleerbaar

Je kunt niet zonder winterjas naar buiten. 
de thermometer geeft aan dat het -8 graden Celsius is.

Slide 5 - Slide

waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn: 
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.

Slide 6 - Slide

Tijdens de les moet je mobiel in je tas. Je blijkt beter te leren als je dat ding niet ziet.

A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 7 - Quiz

Feitelijk of waarderend?
Ik denk dat ik mijn examen gehaald heb. Ik heb enorm mijn best gedaan.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 8 - Quiz

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de school moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 9 - Quiz

nevenschikkende argumentatie.

Slide 10 - Slide

onderschikkende argumentatie

Slide 11 - Slide

Argumentatie
De diagnose deugt niet, want er zijn meetfouten gemaakt en er zijn gegevens weggeraakt.

  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument?
  • Wat is de structuur? Enkelvoudig,  nevenschikkend, nevenschikkend + onderschikkend? 

Slide 12 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Drag question

Herhaling basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
(Onafhankelijk) nevenschikkende argumentatie
Meervoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Afhankelijk nevenschikkende argumentatie
Combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Drag question

enkelvoudige argumentatie
meervoudige argumentatie
onderschikkende argumentatie
Argumentatie op basis van voor-/nadelen
Argumentatie op basis van autoriteit
Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap

Slide 15 - Drag question

Opdracht
Welke stelling verdedigt de spreekster?
Welke argumenten geeft zij?
Weerlegt zij argumenten van tegenstanders?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

stelling/standpunt

Slide 18 - Mind map

Wat zijn haar argumenten?

Slide 19 - Open question

Welk tegen argument weerlegt zij?

Slide 20 - Open question

Heeft zij feitelijke of waarderende argumenten gegeven?
A
feitelijke
B
waarderende
C
beide

Slide 21 - Quiz

Geef een argument:
Op de school voor Toerisme, Recreatie en Eventmanagement moet elke dag het schooluniform gedragen worden.

Slide 22 - Open question

Op school (...) worden omdat studenten wennen aan bedrijfskleding. Verzin een subargument,

Slide 23 - Open question