Diagnostische toets

Diagnostische toets
Wat weet je al van paragraaf 1 en 2. 

1 / 39
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Diagnostische toets
Wat weet je al van paragraaf 1 en 2. 

Slide 1 - Slide

De koning van Spanje tijdens de Nederlandse Opstand was:
A
Filips I
B
Filips II
C
Alva
D
Karel V

Slide 2 - Quiz

Zet de cijfers in de juiste tijdsvolgorde.
1. De paus stoot Luther uit de kerk.
2. Karel V verklaart Luther vogelvrij.
3. Luther schrijft een brief met 95 stellingen
4. Luther schrijft de Bijbel in het Duits.
5. Luther verdedigt zich voor Karel V in Worms.
A
3 --> 1 --> 5 --> 2 --> 4
B
3 --> 2 --> 5 --> 1 --> 4
C
3 --> 1 --> 2 --> 5 --> 4
D
3 --> 1 --> 5 --> 4 --> 2

Slide 3 - Quiz

Wat zijn aflaatbrieven?
A
Een brief die de kerk van je kocht
B
Een brief die je kocht om in de hemel te komen
C
Een brief die je kocht om in de hel te komen
D
Een brief die de kerk verkocht

Slide 4 - Quiz

Wat is een landvoogd?
A
Plaatsvervanger van de Spaanse koning van Nederland
B
Plaatsvervanger van de Nederlandse koning van Spanje
C
Plaatsvervanger van de Italiaanse koning van Duitsland
D
Plaatsvervanger van de Duitse koning van Rusland

Slide 5 - Quiz

Wat zijn watergeuzen?
A
Nederlandse opstandelingen die Italianen vanaf zee bestreden
B
Nederlandse opstandelingen die Spanjaarden vanaf zee bestreden
C
Nederlandse opstandelingen die Russen vanaf zee bestreden
D
Nederlandse opstandelingen die Duitsers vanaf zee bestreden

Slide 6 - Quiz

Noem een economische oorzaak van de Nederlandse Opstand
A
hoge werkeloosheid
B
hongersnood
C
kettervervolgingen
D
centralisatie

Slide 7 - Quiz

Wanneer begon de Nederlandse Opstand?
A
1568
B
1648
C
1576
D
1579

Slide 8 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Nederlandse burgers willen stemrecht.
B
Er is honger in de Nederlanden.
C
De adel heeft minder macht.
D
Ketter vervolgingen.

Slide 9 - Quiz

Welke uitspraken over de bron zijn juist?
1 Erasmus geeft uitleg over het aanzien van geestelijken.
2 Erasmus keurt de houding van geestelijken af.
3 Erasmus keurt de houding van geestelijken goed.
4 Erasmus laat zien dat hij een nieuwe vertaling van het Nieuwe Testament nodig vindt.


A
1, 2 en 4
B
2, 3 en 4
C
1, 3 en 4
D
1, 2 en 3

Slide 10 - Quiz

De leider van de Nederlandse Opstand was...
A
Jan Pieterszoon Coen
B
Maurits van Oranje
C
Johan de Witt
D
Willem van Oranje

Slide 11 - Quiz

Een politieke oorzaak voor het ontstaan van de Nederlandse opstand is:
A
het streng doorvoeren van centralisatiepolitiek (centraal bestuur)
B
het niet hebben van een landvoogd
C
De Nederlanden wilden gewoon zelf regeren
D
de Staten-Generaal kreeg de macht van Spanje

Slide 12 - Quiz

Wat was het belangrijkste gevolg van de Nederlandse opstand?
A
Nederland werd een onafhankelijk land met een eigen bestuur.
B
Willem van Oranje werd de vader des vaderlands.
C
Nederland kreeg na afloop zijn eerste grondwet.
D
Nederland leerde dat ze moesten luisteren naar hun koning.

Slide 13 - Quiz

Gebeurtenissen tijdens de Nederlandse Opstand.
1.Beeldenstorm
2.Plakkaat van Verlating
3.Verovering van den Briel
4.Moord op Willem van Oranje
Wat is de goede volgorde?
A
1-2-3-4
B
1-3-2-4
C
4-1-2-3
D
4-3-1-2

Slide 14 - Quiz

Wanneer vond de Beeldenstorm plaats?
A
1566
B
1585
C
1633
D
1643

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je de plaatsvervanger van Filips II in de Lage Landen?
A
Beeldenstorm
B
Hagenpreek
C
Stadhouder
D
Staten Generaal

Slide 16 - Quiz

Uit hoeveel gewesten bestonden de Nederlanden rond 1515?
A
7
B
17
C
19
D
21

Slide 17 - Quiz

Wat is een hagenpreek
A
Katholieke mis in de kerk
B
Katholieke mis in de buitenlucht
C
Protestantse mis in de kerk
D
Protestantse mis in de buitenlucht

Slide 18 - Quiz

Willem van Oranje was oorspronkelijk ....
A
Spaans
B
Duits
C
Nederlands
D
Belgisch

Slide 19 - Quiz

Waar was de hoge adel ontevreden over wat betreft de centralisatiepolitiek van Filips II
A
aantasting van hun privileges
B
de beeldenstorm
C
de godsdienstvrijheid
D
Het calvinisme

Slide 20 - Quiz

Welk jaartal hoort bij de inname van Den Briel door de watergeuzen?
A
1568
B
1581
C
1572
D
1574

Slide 21 - Quiz

In welk jaartal erkenden de opstandige gewesten Filips II niet meer als landsheer?
A
1568
B
1576
C
1581
D
1588

Slide 22 - Quiz

Waar waren de protestanten NIET op tegen?
A
Aflaten
B
Heiligen
C
Beelden
D
Bijbel

Slide 23 - Quiz

Waar heeft deze afbeelding mee te maken?
A
Aflatenhandel
B
Rijksdag in Worms
C
Plakkaat van Verlatinghe
D
Maarten Luther moet zich verantwoorden

Slide 24 - Quiz

Wat was het belangrijkste doel van de inquisitie in de middeleeuwen?
A
Ketters straffen
B
Mensen terug krijgen naar het katholieke geloof
C
Martelingen uitvoeren
D
Als voorbeeld dienen voor ketters

Slide 25 - Quiz

Welke zin over Maarten Luther is onjuist?
A
Hij vond de bijbel zeer belangrijk
B
Hij vond de bijbel onbelangrijk, want daar stonden fouten in
C
Hij was tegen de verering van heiligen
D
Hij vond dat de kerk te rijk was geworden

Slide 26 - Quiz

Waarom vond Luther dat de bijbel in het Duits vertaald moest worden?
A
Dan kon iedereen zelf de bijbel lezen
B
Hij vond Duits mooier dan Latijn
C
Geestelijke spraken vooral Duits
D
Hij kreeg daar veel geld voor betaald

Slide 27 - Quiz

Zet de gebeurtenissen in de goede tijdsvolgorde, van vroeger naar later.
1. De inquisitie begint met de vervolging en berechting van ketters.
2. Maarten Luther schrijft een aanklacht tegen de misstanden in de kerk.
3. Mensen beginnen bezwaar te maken tegen het luxeleven van sommige monniken en nonnen.
4. In de Nederlanden komen protestanten in opstand tegen de zoon van Karel V.
5. Calvinisten richten een eigen kerkorganisatie op, los van de rooms-katholieke.


A
3, 1, 2, 5, 4
B
1, 3, 5, 2, 4
C
4, 3, 1, 2, 5
D
2, 5, 4, 3, 1

Slide 28 - Quiz

Karel V en Filips II wilden een centraal bestuur invoeren.
Wat past het best bij de situatie in de Nederlanden in de tijd vóór Karel V?
A
Edelen en burgers hadden in hun eigen gebied veel macht
B
Wetten waren overal gelijk
C
Belastingen waren overal gelijk
D
Er was een koning die vertelde wat edelen en burgers moesten doen

Slide 29 - Quiz

Het invoeren van een vaste belasting was in de 16e eeuw vooral een ....................... verandering.
Welk woord hoort te staan op de puntjes?
A
culturele
B
politiek-bestuurlijke
C
economische
D
sociale

Slide 30 - Quiz

Wat was de oorzaak van de Beeldenstorm?
A
De adel was kwaad over de centralisatie
B
Filips II voerde vaste belastingen in
C
katholieken en protestanten voerden een bloedige oorlog
D
Protestanten waren fel tegen de katholieke verering van heiligenbeelden

Slide 31 - Quiz

Welke zin past niet bij het centraal bestuur?
A
Ambtenaren helpen de heerser bij het bestuur.
B
De koning reist niet meer rond om zijn gebieden te controleren.
C
De adel helpt de koning bij het bestuur van zijn gebieden.
D
Steden hebben eigen regels en wetten.

Slide 32 - Quiz

In.....(1)..... begon in de Nederlanden een opstand tegen de Spaanse regering. Een van de oorzaken was dat de hertog van Alva de protestanten.....(2)...... . Eerst hadden de opstandelingen.......(3)....... . Dat veranderde in......(4)....... , toen Den Briel werd veroverd door......(5)....... . Deze stad lag in.......(6)........
A
1. 1568 2. wreed strafte 3. weinig 4. 1572 5. de watergeuzen 6. Holland
B
1. 1566 2. vervolgde 3. veel 4. 1574 5. de Spanjaarden 6. Zeeland
C
1. 1581 2. wreed strafte 3. weinig 4. 1572 5. katholieken 6. Holland
D
1. 1567 2. vervolgde 3. veel 4. 1575 5. bosgeuzen 6. Zeeland

Slide 33 - Quiz

Wat was de Unie van Utrecht?
A
een verbond tussen zuidelijke gewesten
B
een verbond tussen opstandige gewesten
C
een bondgenootschap dat op economisch gebied samenwerkte
D
een bondgenootschap met aparte legers

Slide 34 - Quiz

Wat was geen belangrijke tegenvaller voor de opstandelingen na 1581.
A
De val van Antwerpen
B
De moord op Willem van Oranje
C
De herovering van Den Bosch in 1589
D
Verlies van grote delen van het grondgebied

Slide 35 - Quiz

Welk besluit namen de opstandige gewesten in 1581?
A
Dat ze Filips niet meer als hun koning beschouwen
B
Om samen te gaan werken in de Unie van Utrecht
C
De strijd aan te gaan met de koning van Spanje
D
Om verder te gaan als een Republiek

Slide 36 - Quiz

Na 1581 hadden de gewesten een politiek-bestuurlijk probleem. Ze vonden geen koning. Hoe losten ze dit probleem op?
A
Ze gaven de hoogste macht aan de Staten-Generaal
B
Ze kozen Maurits tot koning
C
Ze vormden 7 aparte gewestelijke besturen
D
Ze stichtten een Republiek met de stadhouder aan het hoofd

Slide 37 - Quiz

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestond eigenlijk uit acht gewesten. Maar één van de gewesten, Drenthe, had geen zitting in de Staten-Generaal. Zij konden te weinig belasting opbrengen.
Welk gewest had net als Drenthe ook geen zitting in de Staten-Generaal?
A
Brabant
B
Groningen
C
Overijssel
D
Holland

Slide 38 - Quiz

Waar had Luther kritiek op?

A
Op de rol die God speelde in het leven van de mensen.
B
Op het lezen van de Bijbel in het Duits.
C
Op het uitgebreid vieren van de Christelijke feestdagen.
D
Op het feit dat veel geestelijken niet volgens de regels van de Bijbel leefden.

Slide 39 - Quiz