This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
§4.1 Leenheren en leenmannen
Deel I
Slide 1 - Slide
Huiswerk (voor volgende week)
Schrijf op in je Plenda
Maken: opdracht 1 t/m 9 van §4.1
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Hoe Karel de Grote een machtig koning en keizer wordt over een groot rijk
Slide 3 - Slide
Eerst de naam:
De Middeleeuwen
De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.
Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode
Ongeveer tussen 500 en 1500
Vroege Middeleeuwen: 500-1000
Late Middeleeuwen: 1000-1500
Slide 4 - Slide
Sleep alle voorwerpen die met dit tijdvak te maken hebben naar het tijdvak-pictogram.
Slide 5 - Drag question
Hoe heet dit tijdvak?
A
Tijd van Ridders en Monniken
B
Tijd van Monniken en Ridders
C
Tijd van Ridders en Kerken
D
Tijd van Kerken en Ridders
Slide 6 - Quiz
Over welke tijd gaat
dit tijdvak?
A
100-600
B
600-1000
C
600-1200
D
500-1000
Slide 7 - Quiz
Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
Slide 8 - Slide
Aan de slag
Maak: opdracht 8a (blz. 69)
'Middeleeuwen' en 'tijd van monniken en ridders'
Klaar?: Ga opzoek naar de andere perioden/gebeurtenissen
Slide 9 - Slide
Onrustige tijden in Europa
500-800
Na de val van het West-Romeinse Rijk zijn er veel oorlogen Reizen is gevaarlijk en de meeste mensen leven in dorpjes
Grote steden, zoals Rome, zijn er niet (meer)
Slide 10 - Slide
Filmpje
De Franken
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Karel de Grote
De bekendste Frankische koning is Karel de Grote. Het rijk wordt door hem rond 800 op zijn grootst, bijna net zo groot als het oude West-Romeinse Rijk.
Karel wordt daarom als opvolger gezien van de Romeinse keizer.
Omdat Karel de Grote ook het christendom verspreidt, kroont de paus hem tot keizer in het jaar 800.
Slide 13 - Slide
Aan de slag
Maak: opdracht 1 (wb blz. 67)
Klaar? Ga verder met opdracht 2
Slide 14 - Slide
Filmpje
Karel de Grote
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Hier staan landen van Europa. Horen ze wel of niet bij het rijk van Karel de Grote?
Sleep ze naar de juiste plek.
Nederland
België
Frankrijk
Italië
Duitsland
Engeland
Niet
Wel
Slide 18 - Drag question
Filmpje
Karels Paleis in Aken
Slide 19 - Slide
upload.wikimedia.org
Slide 20 - Link
Rondreizend bestuur
Het rijk van Karel de Grote is erg groot:
Om dit te besturen wil hij overal in zijn rijk zijn
Vaak stuurt hij een boodschapper, maar hij reist zelf ook veel
Maar het is te traag en neemt veel tijd in beslag
Er moet toch een betere manier zijn...
Slide 21 - Slide
Aan de slag
Maak: opdracht 3a (wb blz. 69)
Klaar? Ga verder met opdracht 2
Slide 22 - Slide
§4.1 Leenheren en leenmannen
Deel II
Slide 23 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Op welke manier Karel de Grote zijn rijk bestuurt
- Wat een leenheer is
- Wat een leenman is
- Wat de afspraken tussen leenheren en leenmannen zijn
-Waarom het leenstelsel niet helemaal goed werkt door twee voorbeelden van problemen te noemen
- Wat ridders zijn
Slide 24 - Slide
Rondreizend bestuur
Het rijk van Karel de Grote is erg groot:
Om dit te besturen wil hij overal in zijn rijk zijn
Vaak stuurt hij een boodschapper, maar hij reist zelf ook veel
Maar het is te traag en neemt veel tijd in beslag
Er moet toch een betere manier zijn...
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Het leenstelsel
Karel de Grote vraagt hulp aan de adel
Deze edelen mogen dan een stuk van het rijk besturen
Het gebied blijft van Karel, maar ze mogen het lenen
Dit noemen we het leenstelsel
Je kon graaf of hertog worden:
Graaf: De baas in een klein gebied, een graafschap. Dit was minder belangrijk
Hertog: De baas in een groot gebied, een hertogdom (bijvoorbeeld Brabant). Dit was erg belangrijk
Slide 27 - Slide
De afspraken
De Leenheer
Houdt het gebied in bezit, maar leent het gebied aan iemand van adel.
De Leenman
Mag het gebied lenen en:
- Bestuurt het gebied
- Spreekt er recht
- Levert soldaten
- Mag inkomsten van het gebied houden
- Moet de leenheer trouw zijn
De persoon die een gebied uitleent
De persoon die een gebied leent
Slide 28 - Slide
Filmpje
Het leenstelsel
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Video
Aan de slag
Maak: opdracht 3 (wb blz. 69)
Klaar? Ga verder met opdracht 2
Slide 31 - Slide
Bij wie hoort het? Moet soldaten leveren
A
Leenheer
B
Leenman
Slide 32 - Quiz
Bij wie hoort het? Mag rechtspreken
A
Leenheer
B
Leenman
Slide 33 - Quiz
Bij wie hoort het? Leent het gebied uit
A
Leenheer
B
Leenman
Slide 34 - Quiz
Bij wie hoort het? Mag de inkomsten van het gebied houden
A
Leenheer
B
Leenman
Slide 35 - Quiz
Probleem met leenstelsel
Veel leenmannen doen alsof het gebied hun bezit is
Soms gaan leenmannen het gebied zelfs opnieuw uitlenen
Op deze manier krijg je achterleenmannen
Hierdoor hebben middeleeuwse koningen weinig macht
Slide 36 - Slide
Zet de namen op de juiste plek
Leenheer
Leenman
Achterleenman
Slide 37 - Drag question
Huiswerk (voor volgende week)
Schrijf op in je Plenda
Maken opdracht 1 t/m 9 van §4.1
Slide 38 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Waarom het leenstelsel niet helemaal goed werkt door twee voorbeelden van problemen te noemen