Link thema 4A0A1

Wat gaan we vandaag doen?

Doe de taak thema 4 
- woordjes thema 4.2 oefenen
- meervoud
- de- en het-woorden
- Thema 4, deel 3 (Eet je teveel vet en suiker?)

1 / 43
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?

Doe de taak thema 4 
- woordjes thema 4.2 oefenen
- meervoud
- de- en het-woorden
- Thema 4, deel 3 (Eet je teveel vet en suiker?)

Slide 1 - Slide




Woordjes thema 4, deel 1 en 2

Slide 2 - Slide

Peper hoort bij de:
A
fruit
B
groenten
C
vleeswaren
D
kruiden

Slide 3 - Quiz

In China eet men veel ......................
A
brood
B
rijst
C
boerenkool
D
dropjes

Slide 4 - Quiz

Wat zijn dit?
A
eieren
B
eiren
C
eien
D
eiers

Slide 5 - Quiz

De kinderen ..................... pannenkoeken heel erg lekker.
A
houden
B
vinden
C
hebben nodig
D
staan

Slide 6 - Quiz

Kom je in de pauze koffie drinken? Ja, ik zie je .................!
A
straks
B
zonder
C
laat
D
weleens

Slide 7 - Quiz

Dit is ....................
A
bieren
B
beer
C
biers
D
bier

Slide 8 - Quiz

soms is hetzelfde als ..................
A
vaak
B
nooit
C
af en toe
D
bijna

Slide 9 - Quiz

Als je aardappels klein snijdt en bakt in de olie dan krijg je ....................
A
rijst
B
brood
C
boerenkool
D
patat

Slide 10 - Quiz

Veel Nederlanders eten een boterham met ................... voor de ..................
A
kaas, lunch
B
rijst, ontbijt
C
yoghurt, avondeten
D
volkorenbrood, ontbijt

Slide 11 - Quiz

Aan het einde van de maaltijd eten we een ....................
A
volkorenbrood
B
toetje
C
bier
D
zout

Slide 12 - Quiz

Ik loop ieder dag ................... de bakker. Wat ruikt het daar lekker!
A
niks
B
langs
C
allerlei
D
weleens

Slide 13 - Quiz

Een journalist die iemand vragen stelt is een ......
A
interviewer
B
intervie
C
unterview
D
untervouiwer

Slide 14 - Quiz

Meestal maak je meervoud door -en achter een woord te zetten
Bijvoorbeeld: de stoel - de stoelen

Maar... let op!
Het oog - de ogen
de fles - de flessen
de prijs - de prijzen
de brief - de brieven

Slide 15 - Slide

Woorden die op -en, -el, -er, -em eindigen, krijgen een `s` aan het einde

Bijvoorbeeld:
de puber      - de pubers
het laken      - de lakens
de bezem    - de bezems
de lepel        - de lepels

Slide 16 - Slide

Woorden die eindigen op a, o, u, i of y krijgen een 's` in het meervoud

Bijvoorbeeld:
de oma - de oma's
de auto - de auto's
het menu - de menu's
de taxi - de taxi's
de pony - pony's


Slide 17 - Slide

Het meervoud van MAAN is:


Slide 18 - Open question

Het meervoud van BOOM is:

Slide 19 - Open question

Het meervoud van REIS is:

Slide 20 - Open question

Het meervoud van JONGEN is:

Slide 21 - Open question

Het meervoud van DRUPPEL is:

Slide 22 - Open question

Het meervoud van BABY is:

Slide 23 - Open question

Het meervoud van EMMER is:

Slide 24 - Open question

Het meervoud van DUIF is:

Slide 25 - Open question

Het meervoud van DILEMMA is:

Slide 26 - Open question

Het meervoud van AUTO is:

Slide 27 - Open question

Het meervoud van BEKER is:

Slide 28 - Open question

Het meervoud van HUIS is:

Slide 29 - Open question


Lidwoorden

DE of HET??


Slide 30 - Slide

.... soep

Slide 31 - Open question

.... stuk

Slide 32 - Open question

.... koelkast

Slide 33 - Open question

..... rijst

Slide 34 - Open question

.... interview

Slide 35 - Open question

.... bier

Slide 36 - Open question

.... boter

Slide 37 - Open question

.... toetje

Slide 38 - Open question

.... kruiden

Slide 39 - Open question

.... pap

Slide 40 - Open question

.... ei

Slide 41 - Open question

Dubbelklanken:
ei
ij

eu

ou
au

oe

ui

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide