V4 stappenplan Wiederholung Grammatik Keuzevoorzetsels

Kapitel 2 reisen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kapitel 2 reisen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

NAAMVALLEN
STAPPENPLAN

Slide 3 - Slide

Wat is de 1e stap van het stappenplan om naamvallen te bepalen?

Slide 4 - Mind map

Wat is de 2e stap in het stappenplan om naamvallen te bepalen?

Slide 5 - Open question

Wat is de 3e stap in het stappenplan om naamvallen te bepalen?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

NAAMVALLEN
persoonlijke voornaamwoorden

Slide 8 - Slide

Hoe wordt het pers voornaamwoord "es" verbogen in de 4e en 3e naamval?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Ergänze das Personalpronomen in der richtigen Form: "Wann habt... (jullie) ...(hij)... getroffen?
A
ihr - er
B
ihr - ihn
C
sie- ihm
D
ihr- ihm

Slide 11 - Quiz

Ergänze das Personalpronomen in der richtigen Form: "Warum gibst..(jij) ... (ik) nicht den Schlüssel für ... (zij)
A
du-ich-ihr
B
du-mich-sie
C
du-mir-sie
D
du-mich-ihr

Slide 12 - Quiz

NAAMVALLEN
Der-Gruppe

Slide 13 - Slide

Hoe verbuig je het bepaald lidwoord "het" in de 3e en 4e naamval in "das Mädchen"?

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Geef een voorbeeld van een woord dat net zoals "der" verbogen wordt?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Überzetze
"Welk huis heb jij met haar bezocht?"
A
Welches Haus hast du mit ihr besucht?
B
Welch Haus habt du mit ihr besucht?
C
Welchem Haus habt du mit sie besucht?
D
Welches Haus hast du mit sie besucht?

Slide 20 - Quiz

Übersetze:
"Zulke kinderen geef ik geen snoep."
A
Manche Kinder gebe ich keine Süßigkeiten
B
Solche Kinder gebe ich keinen Süßigkeiten
C
Manchen Kindern gebe ich keinen Süßigkeiten
D
Solchen Kindern gebe ich keine Süßigkeiten

Slide 21 - Quiz

NAAMVALLEN

EIN-Gruppe

Slide 22 - Slide

Wat is de vorm van "eine Frau" in de 3e naamval?

Slide 23 - Mind map

Waarom wordt "kein" (geen) bij deze groep bijgezet?

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Welke woorden worden net zoals de "ein"- Gruppe verbogen?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Übersetze und ergänze:
"Dat is voor onze leraar geen probleem"
A
Dass ist für unser Lehrer kein Problem
B
Das ist für unseren Lehrer kein Problem
C
Dass ist für unser Lehrer keines Problem
D
Das ist für unseren Lehrer keines Problem

Slide 28 - Quiz

Übersetze und ergänze:
" Met wie heb je een kamer geboekt?"
A
Mit wer hast du ein Zimmer gebucht?
B
Mit wer hast du eines Zimmer gebucht?
C
Mit wem hast du ein Zimmer gebucht?
D
Mit wen hast du ein Zimmer gebucht?

Slide 29 - Quiz

KEUZEVOORZETSEL
Wechselpräpositionen

Slide 30 - Slide

Wat zijn keuzevoorzetsel?

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Wanneer gebruik je welke naamval?
A 3e bij beweging en 4e bij rust/tijd
B 3e bij rust/tijd en 4e bij beweging

Slide 34 - Mind map

Slide 35 - Slide

Wat als het keuzevoorzetsel geen rust/tijd noch beweging uitdrukt?

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide

Übersetze und ergänze
"(ik).... stelle (ik)... neben ...(jou)

A
Ich stelle mich neben dich
B
Ich stelle mir neben ihnen
C
Ich stelle mir neben dir
D
Ich stelle mich neben euch

Slide 38 - Quiz

Übersetze und ergänze:
"Die Lampe hängt über (de mooie) ... Tisch
A
Die Lampe hängt über den schönen Tisch
B
Die Lampe hängt über dem schönen Tisch
C
Die Lampe hängt über dem schönem Tisch
D
Die Lampe hängt über die schöne Tisch

Slide 39 - Quiz

Übersetze und ergänze:
"Ich habe (ik) in (hij) verliebt"
A
Ich habe mir in er verliebt
B
Ich habe mir in ihn verliebt
C
Ich habe mich in ihn verliebt
D
Ich habe mich in ihm verliebt

Slide 40 - Quiz

Übersetze und ergänze
"Auf (zij)... kann (men) immer rechnen"
A
Auf sie kann man immer rechnen
B
Auf ihr kann man immer rechnen
C
Auf sie kann er immer rechnen
D
Auf ihr kann er immer rechnen

Slide 41 - Quiz