This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Deze week: oefenexamen
Week 3/4: Centraal Examen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
timer
10:00
Slide 4 - Slide
1. Wat was de aanleiding voor het schrijven van deze brief?
A
Een artikel over de Stichting Urgenda die zich sterk maakt voor verdergaande klimaatmaatregelen.
B
Een brief van een stichting die zeer kritisch staat jegens de Nederlandse overheid.
C
Een dankbrief van de Stichting Urgenda naar aanleiding van de Nederlandse inspanningen op milieugebied.
Slide 5 - Quiz
Antwoord B is juist.
Bovenaan de brief staat: ‘Betreft: Uw brief over het klimaatbeleid.’ In alinea 1 staat: ‘Op 12 november 2012 stuurde u namens de Stichting Urgenda een brief aan het nieuwe kabinet over de klimaatinzet.’ Uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat mevrouw Minnesma in haar brief kritiek heeft geuit op het klimaatbeleid van de regering.
Antwoord A is onjuist. Er is nergens sprake van een artikel over de stichting.
Antwoord C is onjuist. De stichting bedankt de Nederlandse regering niet, maar levert juist kritiek.
Slide 6 - Slide
2. In alinea 4 staat: ‘Wij willen met een ambitieus klimaatbeleid een passend vervolg geven aan de genoemde trendbreuk (...).’
Welke trendbreuk wordt hier bedoeld?
A
Het streven het klimaatprobleem nationaal op te lossen.
B
Het voldoen aan de Kyotodoelstellingen.
C
Huidig beleid dat resulteert in een aanzienlijke vermindering van CO2-uitstoot.
Slide 7 - Quiz
Antwoord C is juist.
In alinea 3 staat: ‘Met dat beleid zullen wij aan de hand van de voorlopige emissiecijfers ruim aan onze internationale afspraken voldoen, zoals de Kyoto-doelstelling om gemiddeld over 2008-2012 zes procent minder uit te stoten dan in 1990. De definitieve cijfers weten wij pas in 2014. Daarmee is een belangrijke trendbreuk ingezet…’
Antwoord A is onjuist. In alinea 3 staat dat Nederland ook de Europese regels ten uitvoer brengt.
Antwoord B is onjuist. Er is nog niet voldaan aan internationale afspraken zoals de Kyotodoelstellingen. De cijfers zijn voorlopig, dus kan er nog niet over een trendbreuk gesproken worden. Het beleid is al wel realiteit.
Tip:
Verbanden worden vaak aangegeven met signaalwoorden.
Slide 8 - Slide
4. Met welke uitspraak over het Nederlandse klimaatbeleid zal staatssecretaris Mansveld het eens zijn?
A
Het heeft geen zin om met Nederlandse initiatieven vooruit te lopen op de internationale voortgang.
B
Het klimaatbeleid op mondiaal niveau draagt nu reeds voldoende bij aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
C
Het Nederlandse klimaatbeleid zal weinig succes hebben, want het wordt maatschappelijk niet gedragen.
Slide 9 - Quiz
Antwoord A is juist.
In alinea 5 zegt de staatssecretaris: ‘In ons beleid zullen we er rekening mee moeten houden dat het klimaatprobleem een mondiaal probleem is dat primair een internationale aanpak vereist: broeikasgassen trekken zich niets aan van landsgrenzen. AI te ver voor de troepen uitlopen is dan ook niet zinvol […].’
Antwoord B is onjuist. In alinea 9 staat: ‘Het is een groot probleem dat de collectieve, mondiale inspanningen op dit moment nog tekortschieten om zicht te houden op het beperken van de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging tot 2 graden.’
Antwoord C is onjuist. In alinea 4 staat: ‘In het regeerakkoord zijn met de prioriteit van energiebesparing en de versnelde uitrol van duurzame energie al belangrijke extra stappen aangekondigd die zowel bijdragen aan de oplossing van het klimaatprobleem als aan het streven naar groene groei.’
Slide 10 - Slide
5. In welke alinea verandert het onderwerp van de brief van ‘huidig beleid’ naar ‘toekomstig beleid’?
A
Alinea 4
B
Alinea 5
C
Alinea 7
Slide 11 - Quiz
Antwoord A is juist.
Alinea 3 beschrijft het huidige klimaatbeleid. Alinea 4 beschrijft het toekomstige beleid: ‘Wij willen met een ambitieus klimaatbeleid een passend vervolg geven aan de genoemde trendbreuk en tot maatregelen komen die passen bij de aard en omvang van het klimaatprobleem.’
Slide 12 - Slide
6. In alinea 5 staat: ‘AI te ver voor de troepen uitlopen is dan ook niet zinvol wanneer er weglekeffecten van welvaart, bedrijven en daarmee ook van CO2 optreden.’
Wat bedoelt de schrijver hiermee?
A
Het heeft geen zin actie te ondernemen als door afwezigheid van beleid elders het klimaatprobleem alleen maar groter wordt.
B
Het heeft geen zin geld uit te geven aan het oplossen van het klimaatprobleem als elders geen geld beschikbaar is om mee te helpen.
C
Het heeft geen zin nu actie te ondernemen, omdat het klimaatprobleem pas in de toekomst een serieuze omvang heeft.
Slide 13 - Quiz
Antwoord A is juist.
Voor de troepen uitlopen betekent dat je al actie onderneemt terwijl de rest nog niets doet. Dit wordt door de staatssecretaris niet zinvol gevonden.
Antwoord B is onjuist. Het gaat hier niet om financiële problemen, maar om de wil om te veranderen.
Antwoord C is onjuist. Het klimaatprobleem heeft nu al een serieuze omvang.
Tip:
Als je wilt weten wat een schrijver bedoelt met een formulering, kun je kijken of de bedoeling blijkt uit de tekst. Kijk bijvoorbeeld naar de zin zelf, omliggende zinnen of de gehele tekst.
Slide 14 - Slide
7. In alinea 5 staat: ‘Dit vanwege daadwerkelijke CO2-reducties in sectoren die niet te maken hebben met de genoemde weglekeffecten, vanwege de ontwikkeling van nieuwe technologieën en markten en/of vanwege de energievoorzieningszekerheid.’
Welke functie heeft deze zin binnen de tekst?
A
Het is een argument.
B
Het is een conclusie.
C
Het is een mening.
Slide 15 - Quiz
Antwoord A is juist.
Het is een argument om actie te ondernemen.
Antwoord B is onjuist. Deze informatie wordt niet eerder in de tekst gegeven.
Antwoord C is onjuist. De dingen die genoemd worden zijn feitelijk vast te stellen en hiermee kun je het niet eens of oneens zijn.
Tip:
Een argument gebruik je om een mening te onderbouwen. Je herkent een argument omdat er altijd een mening aan voorafgaat.
Een conclusie is een einduitkomst op basis van dingen die eerder in de tekst gezegd zijn. Deze einduitkomst kan een vaststelling of een oordeel zijn.
Een mening is een uitspraak waar je het mee eens of oneens kunt zijn.
Slide 16 - Slide
8. Met welke van deze uitspraken zullen zowel staatssecretaris Mansveld als mevrouw Minnesma het eens zijn?
A
De nationale overheid heeft de uitstoot van broeikasgassen onvoldoende aangepakt.
B
Het klimaatprobleem is in de eerste plaats een mondiaal probleem, dus de nationale overheid kan weinig betekenen.
C
Tegen de opwarming van de aarde wordt internationaal onvoldoende actie ondernomen.
Slide 17 - Quiz
Antwoord C is juist.
Beiden vinden dat er mondiaal meer moet gebeuren dan nu gebeurt. In alinea 2 staat: ‘Ik deel […] uw zorgen over het uitblijven van voldoende internationale actie.’
Antwoord A is onjuist. In alinea 3 staat dat de staatssecretaris vindt dat de Nederlandse overheid juist niet heeft stilgezeten.
Antwoord B is onjuist. Het is een feit dat het klimaatprobleem een mondiaal probleem is, maar geen van beiden is van mening dat de Nederlandse overheid lijdzaam moet toezien. In alinea 5 staat: ‘Maar dat neemt niet weg dat extra acties in Nederland (en in de EU) los van internationale voortgang zinvol en zelfs nodig kunnen zijn.’
Slide 18 - Slide
9. Je moet een samenvatting van deze tekst maken. Welk tekstdeel gebruik je daarvoor niet?
A
Maar dat neemt niet weg dat extra acties in Nederland (en in de EU) los van internationale voortgang zinvol en zelfs nodig kunnen zijn. (alinea 5)
B
Ons beleid zal zich dan ook richten op een internationale aanpak die wordt aangevuld met nationaal beleid waar dat effectief is en toegevoegde waarde heeft. (alinea 5)
C
Wij willen samen met belanghebbenden tot concrete stappen en innovatieve voorbeelden komen, die de omvorming naar een CO2-arme economie versnellen en waarmee groene groei en CO2-reducties worden gerealiseerd. (alinea 6
D
Een goed voorbeeld is het Platform Zero Emissie Busvervoer, waarin publieke en private partijen zijn verzameld. Die partijen willen samen tot 5000 emissiearme bussen in 2025 komen. (alinea 6)
Slide 19 - Quiz
Antwoord D is juist.
In een samenvatting neem je geen voorbeelden op.
Tip:
In een samenvatting staan alle hoofdzaken van de tekst.
Slide 20 - Slide
Luisteren
Je gaat zo een luisterfragment horen. Beantwoord daarna de vragen.
(Fragment 'De wereldbevolking eet steeds vaker hetzelfde' via Studiemeter 'Starttaal Compact 3F' tekst 4)
Slide 21 - Slide
11. In de inleiding geeft de interviewster informatie over het onderzoek van Paul Struik. Welke informatie geeft ze?
A
de aanleiding voor het onderzoek
B
de conclusie van het onderzoek
Slide 22 - Quiz
12. De interviewster zegt: ‘Je zou kunnen zeggen dat de globalisering van de wereld zich ook vertaalt in ons voedingspatroon.’ Welk voorbeeld uit dit fragment hoort bij deze uitspraak?
A
Dat Chinezen nog steeds veel rijst eten.
B
Dat Chinezen witte rijst eten in plaats van bruine rijst.
C
Dat je tegenwoordig hamburgers kunt eten in China.
Slide 23 - Quiz
13. Paul Struik noemt een aantal voorbeelden. Wat wil hij met deze voorbeelden illustreren?
A
de oorzaak van afhankelijkheid van een enkel gewas
B
de oorzaak van het uitbuiten van een gewas
C
het gevolg van afhankelijkheid van een enkel gewas
D
het gevolg van het uitbuiten van een gewas
Slide 24 - Quiz
14. De interviewster zegt: ‘Maar ja goed, het is misschien gewoon een beweging die waarschijnlijk niet meer te stoppen valt.’ Hoe reageert Paul Struik hierop? Paul Struik reageert met een …
A
aanvulling.
B
bevestiging.
C
ontkenning.
Slide 25 - Quiz
15. Paul Struik geeft aan dat diabetes, obesitas en hart- en vaatziekten steeds vaker voorkomen in landen waar die ziekten eerder nauwelijks voorkwamen. Waarvan is dit een gevolg? Van het feit dat mensen in die landen …