This lesson contains 27 slides, with text slides.
(De beeldjes komen dichter bij elkaar.)
Als je bij een verkeerslicht wegfietst, heb je relatief veel/weinig kracht nodig om in beweging te komen
Met een kleine kracht duurt het lang/kort om je normale snelheid te bereiken.
Met iemand achterop kost dat meer/minder kracht.
Met iemand achterop een veengrote kracht gebruikt, duurt het optrekken langer/korter
Afremmen van een trein merk je vooral bij een trein die
snel/langzaam afremt
Als je dan staat moet je een grote/kleine kracht leveren.
Het lijkt dat je dan naar de voorkant/achterkant wordt geduwd.
Bij een snel afremmende trein werkt er op jou een grote/kleine kracht.
laatste stuk van de val had de meteoriet een constante snelheid