Woordenschat H2/Formuleren H2

Programma

1) Bespreken huiswerk (opdracht 3)
2) Woordzoekeropdracht
3) Bespreken huiswerk (opdracht 5)
3) Theorie Formuleren H2
4) Huiswerk
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma

1) Bespreken huiswerk (opdracht 3)
2) Woordzoekeropdracht
3) Bespreken huiswerk (opdracht 5)
3) Theorie Formuleren H2
4) Huiswerk

Slide 1 - Slide


Opdracht 3, blz. 55
1) legendarisch =

A
zo beroemd dat er nog steeds over wordt gesproken
B
de beste voetballer ooit
C
succesvol
D
een nieuwe ster aan het firmament

Slide 2 - Quiz


2) toenmalige =

A
nog steeds
B
in die tijd
C
oudere
D
in de jeugd

Slide 3 - Quiz


3) doubleerde =

A
groeide op
B
voetbalde
C
bleef zitten
D
verliet

Slide 4 - Quiz


4) debuut =
A
het enige doelpunt
B
eerste optreden
C
ster
D
seizoen

Slide 5 - Quiz


5) journalisten =
A
verslaggevers
B
kranten
C
voetballers
D
interviews

Slide 6 - Quiz


6) voormalige =
A
succesvolle
B
enkele
C
erge
D
vroegere

Slide 7 - Quiz


7) capaciteiten
A
bekwaamheden
B
rugnummers
C
twijfels
D
optredens

Slide 8 - Quiz


8) behendig =
A
makkelijk
B
onnavolgbaar
C
handig
D
opmerkelijk

Slide 9 - Quiz


9) markante =
A
onnavolgbare
B
unieke
C
opmerkelijke
D
correcte

Slide 10 - Quiz


10) quotes =
A
uitspraken
B
fouten
C
teamgenoten
D
taalgebruik

Slide 11 - Quiz


3.3 Definitie van Cruijffiaans:

Slide 12 - Open question

Opdracht
Maak een woordzoeker
1) Open een nieuw tabblad en ga naar Woordzoekermaken.nl > woordzoeker maken
2) Zoek minimaal 10 woorden uit Woordenschat H1 en H2 en vul die in EN zet de afmeting op 12 x 12
3) Je kunt zelf kiezen of je woorden ook van boven naar beneden of diagonaal wilt zetten.
4) Druk op 'maak mijn puzzel' en los hem zelf op! (Niet spieken!)
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Bespreken opdracht 5, blz. 56
Kijk ook eens goed naar de zelfstandige 
naamwoorden: daar staat soms 
een m, v of o.
Wat betekent dat, denk je?

Slide 14 - Slide

Theorie Formuleren H2
Zelfstandige naamwoorden hebben een woordgeslacht.
In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke woorden en dat zie je aan het lidwoord: le/un of la/une.
In het Nederlands hebben we zelfs 3 woordgeslachten: vrouwelijke (v), mannelijke (m) en onzijdige woorden (o)
Woorden met het lidwoord DE zijn mannelijk of vrouwelijk en woorden met het lidwoord HET zijn onzijdig.

Slide 15 - Slide

mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Bij het-woorden weet je dus altijd wat het woordgeslacht is.
Bij de-woorden is het soms duidelijk (bijvoorbeeld bij de man, de vrouw, de stier of de koningin), maar vaak moet je het woordgeslacht opzoeken.
Wat denk je bijvoorbeeld van het woord 'familie'? Is dat mannelijk of vrouwelijk?
  • Dat is vrouwelijk: in het woordenboek staat (v)

Slide 16 - Slide

De- of het-woord?
Ook aan het bijvoeglijk naamwoord kun je zien of je met een de-woord of een het-woord te maken hebt. Bij het lidwoord 'een' zeg je: een lekker taartje of een mooie tas.
Het bijvoeglijknaamwoord van het-woorden krijgt geen E bij het bijvoeglijk naamwoord als het lidwoord een wordt gebruikt en het bijvoeglijk naamwoord van een de-woord krijgt wel een E.

Slide 17 - Slide

Huiswerk
De startopdracht en opdracht 1 van Formuleren H2 
(blz. 62-63) zijn huiswerk voor de volgende les. 

Slide 18 - Slide