repro 3 4.1 5 en 6

Regering =
A
Minsters + Tweede kamer
B
Eerste Kamer + Tweede Kamer
C
Koning + Ministers
D
Koning + Tweede Kamer
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Regering =
A
Minsters + Tweede kamer
B
Eerste Kamer + Tweede Kamer
C
Koning + Ministers
D
Koning + Tweede Kamer

Slide 1 - Quiz

De ministers en staatssecretarissen noem je samen het

Slide 2 - Open question

Nederland is in drie bestuurslagen verdeeld. Welke?
A
De provincie, het Rijk en de EU.
B
De gemeente, de Eerste Kamer en het parlement.
C
Het Rijk, de provincie en de gemeente.
D
Het Rijk, het ministerie en de provincie.

Slide 3 - Quiz

Volksvertegenwoordigers?
A
Tweede Kamerleden
B
Lijsttrekkers
C
Eerste Kamerleden
D
Alle gekozen politici

Slide 4 - Quiz

Een volksvertegenwoordiger is iemand die....
A
voor jou kiest wat je moet doen
B
namens het volk beslissingen neemt
C
staat aan het hoofd van een partij en kiest niet
D
aan het hoofd van een provincie staat

Slide 5 - Quiz

In de provincie kies je de:
A
Commissaris van de koning
B
Tweede Kamer
C
Gedeputeerden
D
Provinciale staten

Slide 6 - Quiz

Het dagelijks bestuur van de provincie is....
A
Provinciale Staten
B
Gedeputeerde Staten

Slide 7 - Quiz

Minister president
Eerste kamer
Tweede kamer
Ministers

Slide 8 - Drag question

Wetgevende macht 
Uitvoerende macht
Voorzitter dagelijks bestuur
Rijk
Minister president
Provincie
Provinciale Staten
Commisaris van de Koning 
Gemeente
Kabinet
Burgemeester
Parlement
Gemeenteraad
Gedeputeerde Staten
College van B&W

Slide 9 - Drag question

parttime baan
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer

Slide 10 - Quiz

Het kiesstelsel in Nederland is dat van ...........................................

Slide 11 - Open question

evenredige vertegenwoordiging
A
coalitievorming nodig
B
geen coalitie nodig, want al meerderheid

Slide 12 - Quiz

Evenredige vertegenwoordiging
Meerderheidsstelsel
Nederland
VS
Een partij die 10% van de stemmen haalt, krijgt ongeveer 10% van de zetels
De partij die de meerderheid van de stemmen haalt in een gebied, krijgt alle zetels van dat gebied
Er zijn vaak maar 2 of 3 grote partijen
Er zitten veel (ook kleinere) partijen in het parlement
Er moeten vaak compromissen gesloten worden

Slide 13 - Drag question