5.1 Genotype + fenotype en 5.2 chromosomen

Thema 3       Erfelijkheid 





BS 1 Fenotype, genotype
BS 2 chromosomen
Wat maakt ons wie we zijn?
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 3       Erfelijkheid 





BS 1 Fenotype, genotype
BS 2 chromosomen
Wat maakt ons wie we zijn?

Slide 1 - Slide

Thema 3       Erfelijkheid 
Boek, laptop en etui op tafel. 
Leerdoelen voor deze les noteren
Instructie 30 minuten
Aan de slag 30 minuten op de vloer zelfstandig werken
  • Je kunt omschrijven wat genpotype en fenotype zijn.
  • Je kunt uitleggen dat cellen alleen erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben 
  • Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert
  • Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen
  • Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesdoel

  • Je kunt omschrijven wat genpotype en fenotype zijn.
  • Je kunt uitleggen dat cellen alleen erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben 
  • Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert
  • Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen
  • Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat


Slide 4 - Slide

timer
1:30000
Thema 4
Erfelijkheid

Slide 5 - Mind map

Celkern
  • In de celkern ligt de informatie voor erfelijke eigenschappen.
  • Die informatie ligt in de chromosomen (genotype)
  • Chromosomen bestaat uit DNA
  • lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Fenotype: Uiterlijk, van organisme

Genotype: Informatie, erfelijke eigenschappen

Slide 8 - Slide

Genen
gedeelte van het chromosoom dat staat voor een erfelijke eigenschap.

Een erfelijke eigenschap heb je 2 keer
1 van je vader en 1 van je moeder.

Slide 9 - Slide

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 10 - Quiz

Hoe ontstaat het genotype?

  • Zaadcel met 23 chromosomen van vader + eicel van moeder met 23 chromosomen = bevruchte eicel. 
  • Genotype staat vast
  • gewone celdeling...... elke cel zelfde genotype

Slide 11 - Slide

Geslachtschromosomen
Afwijkend chromosomenpaar

Is dit een chromosoompaar van een man of vrouw?             

Slide 12 - Slide

 = Karyogram
= Geslachtschromosomen

Slide 13 - Slide

XX en XY
Vrouw: XX, chromosomen hebben dezelfde afmeting en bevatten dezelfde informatie

Man: XY, 2 verschillende chromosomen 

Slide 14 - Slide

XY
- 2 verschillende chromosomen
- bevatten niet dezelfde informatie 

- Y: informatie over het mannelijk geslacht 
bijvoorbeeld: productie testosteron 

Slide 15 - Slide

XY
- 2 verschillende chromosomen
- bevatten niet dezelfde informatie 

- Y: informatie over het mannelijk geslacht 
bijvoorbeeld: productie testosteron 
              --> Man

Slide 16 - Slide

- De code op het Y chromosoom zorgt ervoor dat iemand een man wordt 

- Dus: DNA --> eigenschap 

genotype --> fenotype

Slide 17 - Slide

Genotype & Fenotype
Fenotype: Uiterlijk,  van organisme

Genotype: Informatie, erfelijke eigenschappen

Slide 18 - Slide

Oogkleur
Genotype




Fenotype
          BB                    Bb                         bb

Bruine ogen      Bruine ogen     Blauwe ogen      

Slide 19 - Slide

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting

Slide 20 - Quiz

Bij cavia's is het gen voor grijze vachtkleur (a) recessief ten opzichte van het gen voor een blonde vachtkleur (A).

Wat is het fenotype van een cavia met genotype Aa?
A
Grijs
B
Blond
C
Zwart
D
Bruin

Slide 21 - Quiz

Hoe ontstaat het fenotype?
  • Alle informatie uit het genotype+ invloeden uit het milieu
  • Je kan je fenotype veranderen, je genotype ....
  • fenotype=genotype + milieu

Slide 22 - Slide

Fenotype
-Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.

Slide 23 - Slide


Ezelsbruggetje:

genotype; bevat woord gen, dus DNA

Slide 24 - Slide

Welk van onderstaande eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Gepermanent haar
D
Zowel A, B als C

Slide 25 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 26 - Quiz

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 27 - Quiz

Geslachtschromosomen
Afwijkend chromosomenpaar

Is dit een chromosoompaar van een man of vrouw?             

Slide 28 - Slide

 = Karyogram
= Geslachtschromosomen

Slide 29 - Slide

XX en XY
Vrouw: XX, chromosomen hebben dezelfde afmeting en bevatten dezelfde informatie

Man: XY, 2 verschillende chromosomen 

Slide 30 - Slide

XY
- 2 verschillende chromosomen
- bevatten niet dezelfde informatie 

- Y: informatie over het mannelijk geslacht 
bijvoorbeeld: productie testosteron 

Slide 31 - Slide

XY
- 2 verschillende chromosomen
- bevatten niet dezelfde informatie 

- Y: informatie over het mannelijk geslacht 
bijvoorbeeld: productie testosteron 
              --> Man

Slide 32 - Slide

- De code op het Y chromosoom zorgt ervoor dat iemand een man wordt 

- Dus: DNA --> eigenschap 

genotype --> fenotype

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Cel 1 is een: geslachtscel of
lichaamscel?
afkomstig van: man of vrouw?
A
geslachtscel, vrouw
B
lichaamscel, vrouw
C
geslachtscel, man
D
lichaamscel, man

Slide 35 - Quiz

Aan de slag
Boek, laptop en etui op tafel. 
Leerdoel voor deze les noteren

Aan de slag 30 minuten fluisterend overleg
timer
30:00

Slide 36 - Slide

Zijn er nog dingen waar je extra uitleg over wilt, vragen, opmerkingen?

Slide 37 - Mind map


Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 38 - Quiz


Een tweeling.
Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 39 - Quiz