What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H2 - deel 2 - Verwijswoorden (aanwijzend, anders)
Verwijswoorden
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verwijswoorden
Slide 1 - Slide
Doelen
Ik weet wat verwijswoorden zijn.
Ik kan verwijswoorden schrijven bij
- bezittelijke voornaamwoorden
- andere verwijswoorden
Slide 2 - Slide
Verwijswoorden
Verwijswoorden kun je gebruiken in plaats van een woord voor
- persoon
- ding
- plaats
- tijd
Slide 3 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een woord dat je gebruikt om iets aan te wijzen.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Opdracht 5
Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
Slide 6 - Slide
1. Zie je _______ huis daar? (dit/dat)
Slide 7 - Open question
2. ______ is het huis waar mijn opa is opgegroeid. (die/dat)
Slide 8 - Open question
3. ________ heeft daar aan het begin van de vorige eeuw gewoond. (die/dit)
Slide 9 - Open question
Opdracht 6
Vul de juiste voornaamwoorden in.
Denk aan alles wat we tot nu toe geleerd hebben.
Slide 10 - Slide
1. Laatst was er een echtpaar 80 jaar getrouwd en _______ komt niet vaak voor.
Slide 11 - Open question
2.Natuurlijk gaat het dan over oude mensen. De man is één jaar ouder dan ______ vrouw.
Slide 12 - Open question
3. ______ is 103 en ______ is 102
Vul in: .../...
Slide 13 - Open question
4. _______ wonen in Amstelveen in een verzorgingshuis.
Slide 14 - Open question
5. '_____ ouders hebben altijd een heel gelukkig huwelijk gehad', vertelt ______ dochter van 76.
Vul in: .../...
Slide 15 - Open question
Andere verwijswoorden
Je kunt een
bijwoord
gebruiken als verwijswoord.
Je verwijst dan naar een
- plaats
- tijd
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Verwijswoorden B1
waarmee, waarvan
daarmee, daarin, daarop, daarover
ervan, erop, erin, ernaast
hierin, hiermee
Slide 18 - Slide
Opdracht 8
Kies het juiste verwijswoord.
In je boek kun je zien waar je uit kunt kiezen.
Slide 19 - Slide
1. _____ heb ik een brief van mijn oma.
Slide 20 - Open question
2. ______ brief schreef ze voor mijn tiende verjaardag.
Slide 21 - Open question
3. ______ is dus in de vorige eeuw geshreven.
Slide 22 - Open question
4. ______ schreven mensen elkaar nog brieven.
Slide 23 - Open question
5. In ______ tijd sturen mensen bijna geen brieven meer per post.
Slide 24 - Open question
Ik weet wat verwijswoorden zijn.
0
100
Slide 25 - Poll
Ik kan de juiste verwijswoorden gebruiken.
0
100
Slide 26 - Poll
More lessons like this
Extra Verwijswoorden
March 2025
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Formuleren - fouten met verwijswoorden
October 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Formuleren - fouten met verwijswoorden
May 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Formuleren - fouten met verwijswoorden
April 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Verwijswoorden 3DO
April 2023
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Taalverzorging formuleren hoofdstuk 3
March 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
January 2025
- Lesson with
29 slides
Taal - brieven schrijven
January 2022
- Lesson with
10 slides
by
Kidsweek in de Klas
Taal
Basisschool
Groep 1,5,6,7,8
Kidsweek in de Klas