Herhaling par. 5.3

Teksverbanden
tekstverband
signaalwoorden
opsomming
als eerste, daarna, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, toch, integendeel
tijdsvolgorde
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Teksverbanden
tekstverband
signaalwoorden
opsomming
als eerste, daarna, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, toch, integendeel
tijdsvolgorde
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte

Slide 1 - Slide

Concluderend tekstverband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, de slotsom is, concluderend
Anja heeft acrylnagels opgeplakt. Ze is dus helemaal klaar voor het slotfeest. 
Concluderende tekstverbanden komen vaak voor in betogende teksten. 

Slide 2 - Slide

Betogende tekst
In een betogende tekst / betoog geeft de schrijver zijn mening over een onderwerp. 

Slide 3 - Slide

Betogende tekst
  • In een betogende tekst geeft de schrijver zijn mening over een onderwerp. Hij verdedigt die mening met argumenten.
  • Een argument is informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat zijn mening juist is.
  • Een betoog is een driedeling. Inleiding, kern en slot

Slide 4 - Slide

Een activerende tekst ...
A
wil jou als lezer vermaken
B
geeft de mening van de schrijver weer.
C
wil jou als lezer in actie brengen.
D
geeft informatie over een bepaald onderwerp.

Slide 5 - Quiz



In een overtuigende tekst wil je iemand ........
Met een overtuigende tekst wil je......?
A
Jouw mening duidelijk maken
B
Iemand overhalen om iets te doen
C
Iemand uitnodigen
D
Iemand informeren

Slide 6 - Quiz

activeren
(welke tekstsoort is correct?)
A
recensie
B
moppenpagina
C
reclametekst
D
krantenbericht

Slide 7 - Quiz


Overtuigen
A
etiket op de pindakaaspot
B
schoolboek
C
recept
D
recensie

Slide 8 - Quiz

Met een overtuigende tekst wil de schrijver je overtuigen van zijn mening. Hoe doet hij dat?
A
Hij gaat met hoofdletters schrijven.
B
Hij gaat schreeuwen.
C
Hij wil laat de lezer iets doen.
D
Hij gebruikt diverse argumenten.

Slide 9 - Quiz

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
Activeren

Slide 10 - Drag question

Herhaling par. 5.3

Slide 11 - Slide