periode 4 KSH HV2 Spelling: oefenen met mix les 5

Spelling
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

planning
oefenen
vraag en antwoord
aan de slag met je eigen planner

Slide 2 - Slide

lesdoel
je hebt geoefend met spelling
je hebt antwoorden gekregen op je vragen

Slide 3 - Slide

Wanneer (of waarom) schrijf je een komma in een zin?

Slide 4 - Open question

gebruik van de komma
Met een komma maak je een zin overzichtelijker. Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.

Slide 5 - Slide

gebruik van de komma
  1. Zet een komma tussen twee werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen:
    Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.
  2. Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je van plek kunt wisselen:
    Dit is een grote, oude kast.

Slide 6 - Slide

gebruik van de komma
  1. Zet komma’s tussen de delen van een opsomming. Voor en of of schrijf je geen komma:
    Zullen we vanavond rijst, pasta of aardappels eten?
  2. Zet een komma voor de signaalwoorden maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat, zodra:
    Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen fit ben.

Slide 7 - Slide

gebruik van de komma
  1. Na een naam, aanhef of uitroep aan het begin van de zin schrijf je een komma:
    Richard, wil je even komen?
  2. Voor een naam, aanhef of uitroep aan het eind van de zin schrijf je een komma:
    Kom eens hier, Richard.

Slide 8 - Slide

Lees de zin hieronder. Benoem alle zinsdelen en delen van zinsdelen.

Het enthousiaste publiek juichte de acrobaten luid toe.

Slide 9 - Open question

Leg het verschil uit tussen: zij en zei

Slide 10 - Open question

Kies de juiste schrijfwijze.
Vroeger wilde Sam altijd … worden.

A
astronaut
B
astronout

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze.
Mijn vader probeert drukke pleinen altijd te … .
A
meiden
B
mijden

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze.
Het antieke kastje … nog altijd in een goede staat.
A
verkeerd
B
verkeert

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze.
Pak maar een … uit de verbanddoos.
A
pleister
B
plijster

Slide 14 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het ww:

Tijdens het foute grapje van de voorzitter werden vele wenkbrauwen … (fronsen).
A
gefronst
B
verfronst
C
verfronsd
D
gefronsd

Slide 15 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het ww:

Vorige zomer … (kiten) Julian nog aan de Noordzee, maar dit jaar gaat hij naar de Middellandse Zee.
A
kite
B
kitet
C
kitete
D
kitte

Slide 16 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het ww:
In de houten deur is het logo van het bedrijf … (frezen).
A
gefreezt
B
gefreest
C
gefreesd
D
gefreezd

Slide 17 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het ww:

Mijn tante heeft me drie uur lang … (vervelen) met verhalen over haar middelbareschooltijd.
A
verveelt
B
verveelde
C
verveelte
D
verveeld

Slide 18 - Quiz

Noem twee kenmerken van een subjectieve tekst.

Slide 19 - Open question

Noem vier alineaverbanden.

Slide 20 - Open question

Lees de zin hieronder. Herschrijf de zin in de directe rede. Plaats het citaat achteraan in de zin.

De marsleider commandeert dat we moeten doorlopen.

Slide 21 - Open question

apostrof
  • bij het meervoud van zelfstandige naamwoorden op -a, -i, -o, -u of -y (met een medeklinker voor de y): radio’s, taxi’s, baby’s
  • bij het meervoud van letters en afkortingen; k’s, mp3’s

Slide 22 - Slide

welke meervoudsvormen zijn correct gespeld?
A
cowboys en ski's
B
cowboy's en skies

Slide 23 - Quiz

apostrof
  • bij het verkleinwoord van letters, cijfers, afkortingen en woorden die eindigen op een -y (met een medeklinker ervoor): party’tje, p’tje, 4’tje, dvd’tje
  • bij de bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden om uitspraakproblemen te voorkomen. Als het woord eindigt op een sisklank, schrijf je alleen een apostrof, geen extra -s: oma’s breiwerk, Rens’ etui

Slide 24 - Slide

Noteer de juiste vorm van de [woorden]:
Een van [Kees] [hobbys] is [skien]; vandaar dat hij onlangs nieuwe [skis] gekocht heeft.
A
Kees's, hobby's, skiën, skies
B
Kees', hobby's, skiën, ski's
C
Kees', hobbies, skieën, ski's
D
Kees', hobby's, skiën, skies

Slide 25 - Quiz

apostrof
  • bij achtervoegsels van afkortingen: EHBO’er, sms’en
  • bij woorden waarbij je letters weglaat: ’s ochtends, jus d’orange, ’t regent

Slide 26 - Slide

Noteer de juiste vorm van de [ woorden]:
[s Avonds] keken we naar een [tvtje] waarop het beeld alleen in [zwart wit] te zien was.
A
's Avonds, tvtje, zwartwit
B
's-Avonds, tv'tje, zwart-wit
C
's Avonds, tv-tje, zwart wit
D
's Avonds, tv'tje, zwart-wit

Slide 27 - Quiz

samentrekking
Als een deel van een samenstelling twee keer achter elkaar voorkomt, kun je het één keer weglaten. Je maakt dan een samentrekking. Het weggelaten woorddeel vervang je door een weglatingsstreepje:
landbouw en tuinbouw → land- en tuinbouw
fietsverkoop en fietsverhuur → fietsverkoop en -verhuur

Slide 28 - Slide

samentrekking
Soms is de samentrekking niet op woordniveau, maar binnen een woordgroep. Je hebt dan geen weglatingsstreepje nodig:
oude boeken en nieuwe boeken → oude en nieuwe boeken

Slide 29 - Slide

samentrekking
Als je een samentrekking maakt van een samenstelling en een woordgroep, heb je alleen een weglatingsstreepje nodig als je een deel van de samenstelling weglaat:
basisschool en middelbare school → basis- en middelbare school of middelbare en basisschool

Slide 30 - Slide

aan de slag
volledige uitleg apostrof en koppelteken in je lesboekje op pagina 33-35.
Lekker verder met je eigen planner.

Slide 31 - Slide

Noteer de juiste vorm van de [woorden]:
De [voor en nadelen] vielen bij de [enquete] in verschillende [categorieen].
A
voor-, en nadelen, enquête, categorieën
B
voor-, en nadelen, enquête, categoriën
C
voor- en nadelen, enquête, categorieën
D
voor- en nadelen, enquète, categorieën

Slide 32 - Quiz