4.1 - Van eicel tot baby 4H

H4: Voortplanting en seksualiteit
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H4: Voortplanting en seksualiteit

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 4 - Voortplanting en seksualiteit

4.1 - Van eicel tot baby (*)
4.2 - Vorming geslachtscellen (***)
4.3 - Hormonen regelen de start van de puberteit (****)
4.4 - Hulp bij voortplanting (*)
4.5 - Voorkomen van SOA's (**)

Slide 2 - Slide

Voorkennis klas 3
Vragen

Slide 3 - Slide

Secundaire geslachtskenmerken zijn:
A
Kenmerken die vanaf de geboorte zichtbaar zijn
B
Kenmerken die vanaf de puberteit zichtbaar zijn

Slide 4 - Quiz

Een heteroseksueel voelt zich seksueel aangetrokken tot personen van het andere geslacht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Hoeveel navelstrengslagaders en navelstrengaders zitten er in de navelstreng?
A
1 slagader en 1 ader
B
1 slagader en 2 aders
C
2 slagaders en 1 ader
D
2 slagaders en 2 aders

Slide 6 - Quiz

Welke letter is
De Baarmoeder?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 7 - Quiz

Een eicel is .....
A
kleiner dan de zaadcel
B
even groot als een zaadcel
C
groter dan een eicel

Slide 8 - Quiz

Als een eicel bevrucht wordt, waar is de eicel dan?
A
eierstokken
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 9 - Quiz

4.1 - Van eicel tot baby
bladzijde 123 - 127
BiNaS 86B+E 

Slide 10 - Slide

Doelen van deze les
  • Je kan uitleggen hoe en wanneer de bevruchting plaatsvindt
  • Je weet hoe een bevruchtte eicel zich verder ontwikkelt
  • Je kent de stadia van een zwangerschap
  • Je weet wat geslachtscellen zijn en hoe ze zich ontwikkelen
  • Je weet wat de lichamelijke ontwikkelingen tijdens de puberteit zijn
  • Je kan uitleggen wordt bedoeld met ongewenste intimiteit

Slide 11 - Slide

Bevruchting
- Eicel (0,2mm) tijdens ovulatie (eisprong) in eileider vanuit één van de eierstokken
- Zaadcellen zwemmen na zaadlozing tijdens geslachtsgemeenschap richting eicel
- Als de kern van de zaadcel bij de eicel binnendringt, vindt bevruchting plaats

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Bevruchting
Na versmelting zaadcel en eicel ontstaat de zygote. Deze heeft een extra sterk bevruchtingsmembraan

Na 30 uur: deling zygote, hierdoor ontstaat een embryo
Beide cellen delen (mitose) en de dochtercellen ook, enz.
Verschil: geen extra cytoplasma gemaakt, cellen worden dus steeds kleiner -> klievingsdelingen (bron2)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Embryonale ontwikkeling
Embryo richting baarmoeder 'geduwt' door trilharen (~5 dagen)
Tegen die tijd 160 cellen; allemaal richting de buitenkant
Hierdoor ontstaat holte in het midden
Stadium: blastula
Buitenste cellaag vormt vlokken -> uitstulpingen die het baarmoederslijmvlies ingroeien

Slide 16 - Slide

Innesteling

Slide 17 - Slide

Embryonale ontwikkeling
Rond vlokken: bloedholten
Samen wordt dit het placenta
Hier vindt uitwisseling van stoffen tussen moeder en kind plaats
Embryo en placenta verbonden via navelstreng
Drie bloedvaten (2 aders, 1 slagader)

Slide 18 - Slide

Embryonale ontwikkeling
Tijdens ontwikkeling vindt specialisatie plaats
Cellen ontwikkelen zich tot cellen met eigen bouw en functie
Delingen zorgen voor bouw eerste organen
Eerst hart en bloedvaten, daarna zenuwstelsel

Na 2 maanden: alle organen aangelegd (foetus)
Omringd door vruchtwater (bescherming)

Slide 19 - Slide

Leefstijl bij zwangerschap
Leefstijl belangrijk voor ontwikkeling kind
Roken, stress, drugs en alcohol slecht voor ontwikkeling

Slide 20 - Slide

Ontwikkeling geslachtsorganen
Eerste weken zwangerschap geen uiterlijke verschillen jongen meisje
Bepaald door geslachtschromosomen: XX of XY
Y-chromosoom zorgt voor groei tot jongen

Vanaf week 14 uiterlijke verschillen zichtbaar
Primaire geslachtskenmerken

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Jongens in puberteit
Sterke ontwikkeling primaire geslachtskenmerken
Ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken:
- Beharing oksels/schaamstreek
- Spiermassa neemt toe
- Stembanden groeien
Hormonen stimuleren aanmaak zaadcellen in de zaadballen.
Opslag zaadcellen in bijballen

Slide 23 - Slide

Jongens in puberteit
Zwellichamen bij opwinding gevuld met bloed: erectie
Prikkelingen van de eikel kunnen leiden tot orgasme (zaadlozing)
Bij zaadcellen wordt vocht gevoegd vanuit prostaatklier: sperma

Slide 24 - Slide

Meisjes in puberteit
Primaire geslachtsorganen ontwikkelen zich verder
Ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken:
- beharing oksels/schaamstreek
- verbreding heupen
- toename onderhuids vet
- borstgroei

Slide 25 - Slide

Meisjes in puberteit
Rond vagina liggen schaamlippen (binnenste en buitenste) -> bedekking
Tussen schaamlippen: clitoris
Vergelijkbaar met eikel bij de man; gevoelig voor prikkels
Veel prikkelingen -> orgasme

Nooit te jong om te leren



Slide 26 - Slide

Meisjes in puberteit
Puberteit - overgang: vruchtbaar
Eens per maand eisprong uit één van de eierstokken
Na 24 uur sterft onbevruchtte eicel af
Baarmoederslijmvlies ontwikkelt zich elke maand
Geen bevruchting -> baarmoederslijmvlies wordt afgebroken (menstruatie)

Slide 27 - Slide

Andere veranderingen
Tertiaire geslachtskenmerken: gedrag
- onzeker, onbegrepen
- ruzie met ouders/docenten/vrienden
- slecht humeur

Normen en waarden: wat vindt jij belangrijk?

Slide 28 - Slide

Seksualiteit
Ontwikkeling seksualiteit tijdens puberteit: 
Consent
Heteroseksueel
Homoseksueel
Biseksueel
enz. 

Slide 29 - Slide

Ongewenste intimiteit
'Ongewenst gedrag van seksuele aard'
Verkrachting, maar ook opmerkingen/vragen

Incest: ongewenste intimiteit waarbij een familielid is betrokken
Aanranding: dwingen tot seksuele handelingen

Kan leiden tot geestelijke schade

Slide 30 - Slide

Vragen

Slide 31 - Slide

Innesteling
A
klompje cellen zet zich vast in de eierstok
B
klompje cellen zet zich vast in de eileider
C
klompje cellen zet zich vast in de vagina
D
klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies

Slide 32 - Quiz


Bij de ontwikkeling van een eicel bevindt de eicel zich in een follikel.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Wat zijn klievingsdelingen?
A
Delingen waarbij de cellen hard groeien
B
Delingen waarbij de cellen niet groeien
C
Delingen waarbij een klein deel van de cellen groeit
D
Delingen waarbij een groot deel van de cellen groeit

Slide 34 - Quiz

Wat is een zygote?
A
De eerste cel van het nieuwe organisme
B
totipotente stamcel
C
16 tot 32 stamcellen
D
De bevruchte eicel die zich innestelt in de baarmoederwand

Slide 35 - Quiz

Wat is het verschil tussen een foetus en een embryo?
A
Een embryo ontwikkelt en een foetus groeit.
B
Een embryo groeit en een foetus ontwikkelt.
C
Een embryo is vanaf 3 weken en foetus de rest.
D
Een foetus is de eerste 12 weken en embryo de rest.

Slide 36 - Quiz

Aan het werk
Maak de opdrachten van 4.1
Maak een samenvatting
Maak een mindmap
Lees 4.2 (voor volgende les)

STEL VRAGEN!

Slide 37 - Slide