Onderzoekend leren

Onderzoekend leren
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Onderzoekend leren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Leerdoel 1.O.3 Je kunt een biologisch onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beoordelen.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Onderzoek doen
De stappen van een onderzoek:
1.  Probleemstelling
2. Onderzoeksvraag
3. Verwachting
4. Proefopzet bedenken (werkplan)
5. Waarnemingen
6. Resultaten
7. Conclusie

Slide 3 - Slide

De onderzoeker doet observaties en trekt daaruit een conclusie. 
Tekeningen maken, is een manier om waarnemingen te beschrijven.
Probleemstelling
Een onderzoek begint altijd met een vraag: de probleemstelling.

Voorbeeld:
Welke invloed heeft licht op de groei van planten?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Onderzoeksvraag
Een vraag waarmee je precies omschrijft wat je gaat onderzoeken.

Voorbeeld:
Zijn kiemplantjes die ik in het licht zet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verwachting
Voorspelling van de resultaten van het onderzoek.  

Je maakt gebruik van wat je al weet. Je weet bijvoorbeeld dat planten licht nodig hebben om te groeien. 

Voorbeeld:
Kiemplantjes die ik in het licht zet, zijn na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker zet.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Werkplan
  1. • wat je precies gaat doen
  2. • wat je nodig hebt
  3. • hoe je gaat waarnemen (bijvoorbeeld meten of wegen)
  4. • wat je met de waarnemingen gaat doen (bijvoorbeeld een tabel of een grafiek maken)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Werkplan
Regels:
1 Schrijf stap voor stap op wat je gaat doen.
2 Onderzoek één ding tegelijk. Je kunt bijvoorbeeld niet in één proef de invloed van lucht én de invloed van water onderzoeken.
3 Gebruik een proefgroep en een controlegroep. Bij de proefgroep onderzoek je de invloed van een factor (bijv. licht).  De controlegroep krijgt niet de factor die je onderzoekt (geen licht).
4 Doe proeven altijd met grote aantallen organismen. Als je bijvoorbeeld maar één of twee zaadjes gebruikt, kun je toevallig een zaadje hebben dat niet meer kan kiemen. Je proef klopt dan niet meer.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat neem ik waar?
Tijdens het onderzoek verzamel je de waarnemingen van je proefgroep en je controlegroep. 

Na het onderzoek geef je de waarnemingen overzichtelijk weer. Bijvoorbeeld in een tabel of een diagram. Dat zijn de resultaten van je onderzoek.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Resultaten weergeven in een diagram
Om een goede grafiek te maken, moet je aan een aantal eisen voldoen:

  • Geef je grafiek een titel.
  • zet op de x-as; de oorzaak (datgene wat je zelf gevarieerd hebt)
  • zet op y-as: het gevolg (datgene wat je hebt gemeten)
  • benoem beide assen (grootheden en eenheden);
  • trek een vloeiende lijn door/tussen de punten;
  • maak, indien van toepassing, een legenda.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Resultaten weergeven in een diagram
  • X-yas: leeftijd in jaren (oorzaak)
  • Y-as: lengte in cm (gevolg)

  • Grootheid x-as: leeftijd
  • Eenheid x-as: in jaren

  • Grootheid y-as: lengte
  • Eenheid y-as: in cm

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

In een onderzoek meet je gedurende 24 uur elk uur de temperatuur van de kamer.
Wat moet op x-as en wat op de y-as?
A
x-as: de temperatuur y-as: de tijd
B
x-as: de tijd y-as: de temperatuur

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de grootheid?
Wat is de eenheid?
A
grootheid: Caravan eenheid: Centimeters
B
grootheid: Lengte eenheid: Centimeter
C
grootheid: Lengte eenheid: Gram
D
grootheid: Caravan eenheid: Meten

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Je doet een onderzoek naar de invloed van verschillende zoutconcentraties in het milieu op de hartslagfrequentie van een watervlo.
Wat moet op x-as en wat op de y-as?
A
x-as: de zoutconcentratie y-as: de tijd
B
x-as: de hartslagfrequentie y-as: de zoutconcentratie
C
x-as: de zoutconcentratie y-as: de hartslagfrequentie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Wat:
Maak het werkblad "onderzoekend leren"
Hoe
je mag overleggen (wel fluistertoon)
Hulp nodig?
boek of vraag je buur/docent
Tijd
20 minuten, dan kijken we de opgaven na.
Aan de slag!
timer
20:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Basisstof 6: opgave 4 t/m 6

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Reductiedeling noemen we ook wel ...
A
Mitose
B
Matrose
C
Microse
D
Meiose

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Vindt ongeslachtelijke voortplanting plaats door de gewone celdeling (mitose) of door reductiedeling (meiose)?
A
Gewone celdeling
B
Reductiedeling

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Zaadcellen worden gevormd door ?
A
Meiose
B
Mitose
C
Gewone celdeling
D
Reductiedeling

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort bij reductiedeling?
A
Meiose
B
De chromosomen worden gesplitst
C
46 chromosomen wordt 23
D
Mitose

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Na reductiedeling voor de geslachtscellen heb je ... chromosomen in deze cel.
A
46
B
32
C
23
D
16

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

In welk van de genummerde delen vindt reductiedeling plaats?
A
1
B
3
C
5
D
11

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

In welk(e) van de genummerde organen vindt reductiedeling plaats?
A
11
B
10
C
9
D
5

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Is de deling van een bevruchte eicel een gewone celdeling of een reductiedeling?

A
gewone celdeling
B
reductiedeling

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Bij gewone celdeling ontstaan:
A
Lichaamscellen
B
Geslachtscellen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Een cel bevat 21 chromosomen na de deling.
Komt dit door mitose of meiose?
Hoeveel chromosomen heeft een lichaamscel?
A
Mitose, 21
B
Meiose, 21
C
Mitose, 42
D
Meiose, 42

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

The end.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk 
  • Lezen basisstof 1.6
  • maken en nakijken 1.6     (blz. 38 t/m 39)

Slide 31 - Slide

This item has no instructions