chapitre 1 , poste, like, partage

chapitre 1 , poste, like, partage
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

chapitre 1 , poste, like, partage

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
-Kun je het bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
-Kun je werwoorden op -re gebruiken.
-Kun je vertellen over een vriend(in).

Slide 2 - Slide

Traduis: j'y vais
A
het gaat goed
B
ik ga weg
C
ik heb gezien
D
ik ken haar

Slide 3 - Quiz

Traduis: l'addition
A
het bericht
B
het werk
C
de rekening
D
het geld

Slide 4 - Quiz

Traduis: lui
A
paresseux
B
timide
C
marrant
D
méchant

Slide 5 - Quiz

Traduis: Presque
A
vaak
B
toch
C
bijna
D
nu

Slide 6 - Quiz

Traduis: Utiliser
A
geboren
B
werken
C
zeggen
D
gebruiken

Slide 7 - Quiz

Traduis: savoir
A
stoppen
B
bestaan
C
weten
D
vergeten

Slide 8 - Quiz

Traduis: tot later
A
grâce à
B
bienvenue
C
près de
D
à plus

Slide 9 - Quiz

Lis les descriptions et écris le bon mot français: Wat is het tegenovergestelde van "kopen"
A
compter
B
vendre
C
garder
D
montrer

Slide 10 - Quiz

Lis les descriptions et écris le bon mot français. Wat is het tegenovergestelde van "rijk"
A
cher
B
bon
C
pauvre
D
drôle

Slide 11 - Quiz

Pose des questions. Maak hele zinnen.
Je wilt weten of hij veel foto's post.

Slide 12 - Open question

Pose des questions. Maak hele zinnen.
je wilt weten of zij/hij sterren volgt.

Slide 13 - Open question

Vertel dat je je beste vriend al sinds 5 jaar kent.

Slide 14 - Open question

Pose des questions: Je wilt weten wat het wachtwoord is

Slide 15 - Open question

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Monique est très sportive
B
Monique est très sportifs
C
Monique est très sportif
D
Monique est très sportives

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord ?
A
beau
B
petit
C
plage
D
grand

Slide 17 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 18 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.

Slide 19 - Quiz

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Elles sont des filles ________. [sérieux]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Open question

In wat verandert het bijvoeglijk naamwoord 'dangereux' als het vrouwelijk wordt?

Slide 21 - Open question

In wat verandert het bijvoeglijk naamwoord 'Canadien' als het vrouwelijk wordt?

Slide 22 - Open question

Regelmatige werkwoorden 
op -re
timer
1:00
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
s
s
-
ONS
EZ
ENT

Slide 23 - Drag question

Wat is de juiste vorm?
A
nous perdons
B
nous perdez
C
nous perdent
D
nous perdont

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste vorm?
A
mes amis attends devant l'école.
B
mes amis attendons devant l'école.
C
mes amis attendent devant l'école.
D
mes amis attendez devant l'école.

Slide 25 - Quiz

Hoe vertaal je: zij heeft geantwoord

Slide 26 - Open question

Hoe vertaal je: Jullie hebben het oude mobieltje verloren.

Slide 27 - Open question

Welk onderdeel van de toets ging goed?

Slide 28 - Open question