This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Je staat op het punt om te beginnen aan de oefentoets van maatschappijkunde.
Heel veel succes met de oefentoets.
Slide 1 - Slide
gezamenlijke doelstellingen en hoofdlijnen van beleid van het (toekomstige) kabinet voor de komende vier jaar.
Je mag gekozen worden voor een democratisch orgaan.
de bovenste kandidaat van de kieslijst, die het ‘gezicht’ is van de politieke partij.
besprekingen die moeten leiden tot de vorming van een kabinet
Passief Kiesrecht
Regeerakkoord
Kabinets-
formatie
Lijsttrekker
Slide 2 - Drag question
waar
niet waar
De Tweede Kamer mag een wetsvoorstel wijzigen.
De Tweede Kamer controleert de ministers.
De Tweede Kamer voert de wetten uit.
De minister hoeft de Tweede Kamer niet op de hoogte te houden.
De Tweede Kamer maakt wetten.
Als de minister zijn werk niet goed doet, mag hij worden weggestuurd door de Tweede Kamer.
Slide 3 - Drag question
Zet de stappen in de goede volgorde.
De nieuwe wet wordt uitgevoerd.
De minister bedenkt een oplossing voor een maatschappelijk probleem.
De Tweede Kamer stemt over de nieuwe wet.
Er is een maatschappelijk probleem.
De Eerste Kamer stemt over de nieuwe wet.
Slide 4 - Drag question
Vragenrecht
Recht van interpellatie
Recht van motie
Recht van enquête
Recht van amendement
Recht van initiatief
Budgetrecht
Stemrecht
Minister ter verantwoording roepen
Wetsvoorstel indienen
Mening geven over beleid van minister
Begroting goed- of afkeuren
Wetten goed- of afkeuren
Onderzoek instellen
Wetsvoorstel wijzigen
Mondelinge of schriftelijke vragen stellen
Slide 5 - Drag question
Politieke Partijen
Geen politieke partij
GroenLinks
Lijsstrekker
CBS
BKR
EU
VVD
PVDA
Slide 6 - Drag question
Directe democratie
Indirecte democratie
Referendum
Nederland is een...
Stemmen op een partij
Er is een volksvertegenwoordiging
Je gaat naar de stembus om over een wet te stemmen
Slide 7 - Drag question
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken
Deze persoon gaat kijken welke politieke partijen met elkaar willen regeren.
Deze gaat daadwerkelijk onderzoeken of partijen met elkaar willen en kunnen regeren.
Tussenoplossing waar meerdere partijen zich in kunnen vinden.
Een overeenkomst tussen coalitiepartijen over het te voeren beleid in de regeerperiode van vier jaar.
Minister president, hij zoekt de ministers en staatssecretarissen.
Coalitiebureau
Verkenner
Informateur
Regeerakkoord
Compromis
Formateur
Slide 8 - Drag question
Het recht van de Eerste en Tweede Kamer om een minister ter verantwoording te roepen over zijn/haar beleid. De heet het recht van:
A
interpellatie
B
initiatief
C
amendement
D
motie
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste volgorde? A de tweede kamer brengt amendementen in een wet aan B de eerste kamer neemt een wet aan c de ministers en koningen ondertekenen de wet d de tweede kamer neemt de wet aan e een minister dient een wetsvoorstel in
A
e, a, c, b, d
B
e, b, c, a, d
C
e, c, d, a, b
D
e, a, d, b, c
Slide 10 - Quiz
De verkenners moesten zich verantwoorden in de Tweede Kamer. Er is gebruik gemaakt van het recht van...
A
amendement
B
interpellatie
C
initiatief
D
enqueterecht
Slide 11 - Quiz
In de grondwet staat onder andere dat je:
A
belasting moet betalen
B
iemands telefoon mag afluisteren
C
mag spijbelen
D
verplicht bent om te stemmen
Slide 12 - Quiz
Vraag 2: Als de Kamer vraagt aan de minister om iets te doen, dan valt dit onder het recht:
A
Vragenrecht
B
Motie
C
Interpellatie
D
Iniatitief
Slide 13 - Quiz
Stemrecht is :
A
Het recht om te stemmen van iedereen van 18 jaar of ouder, in het bezit van een Nls paspoort
B
Het recht van de Eerste Kamer om te stemmen over een wetsvoorstel
C
Het recht van beide Kamers om te stemmen over een wetsvoorstel
D
Het recht van de Tweede Kamer om te stemmen over een wetsvoorstel
Slide 14 - Quiz
Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Motie
B
Parlementaire enquête
C
Stemrecht
D
Recht van initiatief
Slide 15 - Quiz
Wat staat er in de grondwet?
A
De belangrijkste waarden en normen
B
De belangrijkste verkeerswetten
C
Alle wetten en regels van het land
D
Grondrechten
Slide 16 - Quiz
Wie maakt de wet in Nederland?
A
Koning
B
Ministers
C
Parlement
D
Minsiters, staatssecretarissen en parlement
Slide 17 - Quiz
POLITIEK LINKS
POLITIEK RECHTS
gelijkwaardigheid
Actieve overheid
Passieve overheid
Vrijheid
Slide 18 - Drag question
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken
Deze persoon gaat kijken welke politieke partijen met elkaar willen regeren.
Deze gaat daadwerkelijk onderzoeken of partijen met elkaar willen en kunnen regeren.
Tussenoplossing waar meerdere partijen zich in kunnen vinden.
Een overeenkomst tussen coalitiepartijen over het te voeren beleid in de regeerperiode van vier jaar.
Minister president, hij zoekt de ministers en staatssecretarissen.
Coalitiebureau
Verkenner
Informateur
Regeerakkoord
Compromis
Formateur
Slide 19 - Drag question
POLITIEK LINKS
POLITIEK RECHTS
gelijkwaardigheid
Actieve overheid
Passieve overheid
Vrijheid
Slide 20 - Drag question
gezamenlijke doelstellingen en hoofdlijnen van beleid van het (toekomstige) kabinet voor de komende vier jaar.
Je mag gekozen worden voor een democratisch orgaan.
de bovenste kandidaat van de kieslijst, die het ‘gezicht’ is van de politieke partij.
besprekingen die moeten leiden tot de vorming van een kabinet
Passief Kiesrecht
Regeerakkoord
Kabinets-
formatie
Lijsttrekker
Slide 21 - Drag question
Zet de stappen in de goede volgorde.
De nieuwe wet wordt uitgevoerd.
De minister bedenkt een oplossing voor een maatschappelijk probleem.
De Tweede Kamer stemt over de nieuwe wet.
Er is een maatschappelijk probleem.
De Eerste Kamer stemt over de nieuwe wet.
Slide 22 - Drag question
waar
niet waar
De Tweede Kamer mag een wetsvoorstel wijzigen.
De Tweede Kamer controleert de ministers.
De Tweede Kamer voert de wetten uit.
De minister hoeft de Tweede Kamer niet op de hoogte te houden.
De Tweede Kamer maakt wetten.
Als de minister zijn werk niet goed doet, mag hij worden weggestuurd door de Tweede Kamer.
Slide 23 - Drag question
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Direct gekozen door de bevolking.
Indirect gekozen door de Provinciale Staten.
Kijken of er fouten staan in de wet en erover stemmen.