week 46 - verbos -AR, SER, repaso

Jueves, 16 de noviembre
¿Qué vamos a hacer?
  • Goaley
  • ser, -ar
  • ontkenning
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Jueves, 16 de noviembre
¿Qué vamos a hacer?
  • Goaley
  • ser, -ar
  • ontkenning

Slide 1 - Slide

Deberes
Leren voor het proefwerk in TW1
Heb je nog vragen. 
Zie volgend DIA nr.3

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Leerdoel: -AR werkwoorden vervoegen
Stap 1: De stam vinden. Dit doe je door de -AR aan het einde eraf te halen. 
Dus de stam van hablar wordt dan:
habl
Stap 2: Zet de juiste uitgang achter de stam. 
Werkwoorden vervoegen
Módulo pág.42

Slide 4 - Slide

Leerdoel: -AR werkwoorden vervoegen
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij, u
De persoonlijke voornaamwoorden
ZORG ERVOOR DAT JE DE PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN IN HET SPAANS KENT!!!!!

Slide 5 - Slide

yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
De uitgangen van de -AR werkwoorden
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
hablar = praten  stam: hablar

Slide 6 - Slide

Persoonlijke vnw.
Soms staat het persoonlijk vnw. er niet
zoals je gewend bent maar staat er... 
Leerdoel: werkwoorden
Een naam = él, ella
Een naam + yo = nosotros
Een naam + tú = vosotros
Een naam + een naam = ellos
Módulo pág. 39

Slide 7 - Slide

A practicar
In de volgende dia's kun je oefenen.
Als je klaar bent,
maken: pag. 39 ejerc. A , B

Slide 8 - Slide

Sleep de Spaanse vertaling naar het bijpassende Nederlandse persoonlijke vnw.
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij (mv)
u (mv)
vosotros
él
ustedes
yo
ellos
nosotros
ella
usted

Slide 9 - Drag question

Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
áis
o
amos
as
an
a

Slide 10 - Drag question

A trabajar!!

maken módulo: pág. 39 ejerc. A en B


Slide 11 - Slide

uitwerking
Tarea 4.3
Ej. A
estudiar
estudio
estudias
estudia
estudiamos
estudiáis
estudian
trabajar
trabajo
trabajas
trabaja
trabajamos
trabajáis
trabajan
hablar
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
Ej. B
1. habláis
2. estudiamos
3. trabajas
4. charlamos
5. bailan
6. canta
7. termino
8. trabajáis

Slide 12 - Slide

Leerdoel: het werkwoord SER
Er zijn ook onregelmatige werkwoorden. Hier kan je dus niet de stappen op toepassen. Je moet ze uit je hoofd leren
Een voorbeeld is SER ( zijn) 
SER: zijn

Slide 13 - Slide

yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
Het onregelmatige werkwoord SER
soy
eres
es
somos
sois
son
ser = zijn

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Maak uit je module pág. 40 ej. C, D, E
Klaar? maak dan de vertaalzinnen van pagina 43. 
Gebruik je woordenlijst. Geen google translate!!!!

Slide 15 - Slide

Zin ontkennend maken.
Je maakt een zin ontkennend door "no" voor het werkwoord te zetten. 
Hablo inglés = Ik praat Engels.
No hablo inglés. = Ik praat geen Engels.

Leerdoel: de ontkenning

Slide 16 - Slide

Zin ontkennend maken.
2 x no in een zin:
No, no soy Pepe, soy Juan. 



Nee, ik ben niet Pepe, ik ben Juan
Leerdoel: de ontkenning
Nee
Niet

Slide 17 - Slide

A trabajar!!
Maken Módulo: pag. 43
opdracht onder de plaatje...

Slide 18 - Slide

A controlar

Slide 19 - Slide

uitwerkingen pág. 40
 C. 



D                                                   E.
yo    tú     él, ella, ud.      nosotros    vosotros    ellos, ellas, uds.
soy   eres        es                somos         sois                son
1. eres         -   soy
2. son         -   somos
3. eres        -   soy, eres
4. es           -   
5. es           -   es
6. sois        -   somos
1. tú            -  yo, tú
2.                - yo, ella
3. ustedes  - él of ella
4.                - nosotros of nosotras

Slide 20 - Slide

Uitwerking ej. F
  1. ¿Cómo se dice cuaderno en español?
  2. ¿Cómo se escribe libro?
  3. ¿Cómo se pronuncia "Hola"?
  4. ¿Está bien así?
  5. Buenos días, ¿qué tal?
  6. ¿Cómo te llamas? Me llamo...
  7. ¿De dónde eres? Soy de....
  8. ¿Qué haces? Soy estudiante.
  9. ¿Cuántos años tienes? Tengo ... años.

10. ¡Hasta luego!
11. Valerie es francesa.
12. Carmen no habla inglés.
13. No, no soy Ángela, soy Mónica.
14. Estudiamos mucho.
15. Paco y yo bailamos tango, 

Slide 21 - Slide

Libro de alumno página 24, 25

Slide 22 - Slide