This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
SO bespreken
Repaso verbos
Ser
Ontkenning
practicar
Miércoles, 8 de noviembre
Slide 1 - Slide
Toets bespreken
Slide 2 - Slide
Deberes
Voor woensdag 15 november:
Bekijk de leerdoelen voor de toetsweek.
(module pág. 4 en 5)
HEB JE NOG VRAGEN???
Slide 3 - Slide
A corregir
pág. 36 ej. B en C
Slide 4 - Slide
uitwerking
Ej. C
1. el once de octubre
2. el veinte de enero
3. el cinco de diciembre
4. el dieciocho de agosto
5. el catorce de febrero
6. el diecisiete de julio
Ej. B
1. inglesa
2. francés
3. español
4. alemanes
5. suizo
6. portuguesa
7. rusos
Slide 5 - Slide
REPASO
MAAK DE VOLGENDE SLEEPVRAGEN
Slide 6 - Slide
Sleep de Spaanse vertaling naar het bijpassende Nederlandse persoonlijke vnw.
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij (mv)
u (mv)
tú
vosotros
él
ustedes
yo
ellos
nosotros
ella
usted
Slide 7 - Drag question
Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
nosotros
yo
él, ella, ud.
tú
vosotros
ellos, ellas, uds.
áis
o
amos
as
an
a
Slide 8 - Drag question
Repaso
Slide 9 - Slide
Leerdoel: -AR werkwoorden vervoegen
Stap 1: De stam vinden. Dit doe je door de -AR aan het einde eraf te halen.
Dus de stam van hablar wordt dan:
habl
Stap 2: Zet de juiste uitgang achter de stam.
Werkwoorden vervoegen
Módulo pág. 38, 39
Slide 10 - Slide
Leerdoel: -AR werkwoorden vervoegen
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij, u
De persoonlijke voornaamwoorden
ZORG ERVOOR DAT JE DE PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN IN HET SPAANS KENT!!!!!
Slide 11 - Slide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
De uitgangen van de -AR werkwoorden
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
hablar = praten stam: hablar
Slide 12 - Slide
Persoonlijke vnw.
Soms staat het persoonlijk vnw. er niet
zoals je gewend bent maar staat er...
Leerdoel: werkwoorden
Een naam = él, ella
Een naam + yo = nosotros
Een naam + tú = vosotros
Een naam + een naam = ellos
Módulo pág. 39
Slide 13 - Slide
Leerdoel: het werkwoord SER
Er zijn ook onregelmatige werkwoorden. Hier kan je dus niet de stappen op toepassen. Je moet ze uit je hoofd leren.
Een voorbeeld is SER ( zijn)
Slide 14 - Slide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
Het onregelmatige werkwoord SER
soy
eres
es
somos
sois
son
ser = zijn
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Zin ontkennend maken.
Je maakt een zin ontkennend door "no" voor het werkwoord te zetten.
Hablo inglés = Ik praat Engels.
No hablo inglés. = Ik praat geen Engels.
Leerdoel: de ontkenning
Slide 17 - Slide
Zin ontkennend maken.
2 x no in een zin:
No, no soy Pepe, soy Juan.
Nee, ik ben niet Pepe, ik ben Juan
Leerdoel: de ontkenning
Nee
Niet
Slide 18 - Slide
dashboard.blooket.com
Slide 19 - Link
begroet
naam
afkomst
woonplaats
leeftijd
verjaardag
wat doe je?
afscheid
Leerdoel: persooonlijke informatie vragenen geven
Slide 20 - Slide
Aan de slag
Maak uit je module pág. 41, 42 ej. A, B, C, D, E
Slide 21 - Slide
A controlar
Slide 22 - Slide
uitwerking 4.3
Tarea 4.3
Ej. A
estudiar
estudio
estudias
estudia
estudiamos
estudiáis
estudian
trabajar
trabajo
trabajas
trabaja
trabajamos
trabajáis
trabajan
hablar
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
Ej. B
1. habláis
2. estudiamos
3. trabajas
4. charlamos
5. bailan
6. canta
7. termino
8. trabajáis
Slide 23 - Slide
uitwerkingen 4.3
C.
D E.
yo tú él, ella, ud. nosotros vosotros ellos, ellas, uds.
soy eres es somos sois son
1. eres - soy
2. son - somos
3. eres - soy, eres
4. es -
5. es - es
6. sois - somos
1. tú - yo, tú
2. - yo, ella
3. ustedes - él of ella
4. - nosotros of nosotras
Slide 24 - Slide
Uitwerking ej. F
¿Cómo se dice cuaderno en español?
¿Cómo se escribe libro?
¿Cómo se pronuncia "Hola"?
¿Está bien así?
Buenos días, ¿qué tal?
¿Cómo te llamas? Me llamo...
¿De dónde eres? Soy de....
¿Qué haces? Soy estudiante.
¿Cuántos años tienes? Tengo ... años.
10. ¡Hasta luego! 11. Valerie es francesa. 12. Carmen no habla inglés. 13. No, no soy Ángela, soy Mónica. 14. Estudiamos mucho. 15. Paco y yo bailamos tango,