La négation

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Je suis malade.

1 / 16
next
Slide 1: Open question
FransMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Je suis malade.

Slide 1 - Open question

zet in de ontkenning met n' ..pas
Tu as mal au genou.

Slide 2 - Open question

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Je vais chez le médecin.

Slide 3 - Open question

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Je prends deux aspirines par jour.

Slide 4 - Open question

korte herhaling
* behalve ne .. pas  zijn er ook andere vormen van ontkennen.
niet meer -->ne... plus
nooit--> ne.. jamais
niets --> ne.. rien
niemand --> ne... personne
je doet hier hetzelfde mee als bij ne..pas -->

Slide 5 - Slide

vervolg
ne voor de persoonsvorm (werkwoord)
pas /rien/plus/jamais/ personne  achter de persoonsvorm.

Voorbeeld:
ik ga niet naar het restaurant: Je ne vais pas au resto.
Ik ga nooit naar het restaurant: Je ne vais jamais au resto.
Ik ga niet meer naar het restaurant: Je ne vais plus au resto.

Slide 6 - Slide

vul de ontkenning op de juiste plek in
(ne pas encore) Lucas a diné.

Slide 7 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne...rien) il mange aujourd'hui

Slide 8 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne..pas) il aime les légumes

Slide 9 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne..jamais) Lucas est malade.

Slide 10 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne...plus) Mais, il veut manger de viande

Slide 11 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(niet) Martin aime la viande.

Slide 12 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(nooit) il mange de viande.

Slide 13 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(niets) Et le soir, il mange au dîner.

Slide 14 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(niet meer) Sa mère sait quoi faire.

Slide 15 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(nog niet) Elle a trouvé de solution.

Slide 16 - Open question