mercredi 6 janvier 3 B-K-GTL

mercredi 6 janvier
basis (paars)
kader (geel)
GTL (geel)
ontkenning
voca F + G
Voca F+G
passé composé
passé composé
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

mercredi 6 janvier
basis (paars)
kader (geel)
GTL (geel)
ontkenning
voca F + G
Voca F+G
passé composé
passé composé

Slide 1 - Slide

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Je suis malade.

Slide 2 - Open question

zet in de ontkenning met n' ..pas
Tu as mal au genou.

Slide 3 - Open question

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Je vais chez le médecin.

Slide 4 - Open question

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Je prends deux aspirines par jour.

Slide 5 - Open question

zet in de ontkenning met 'ne ..pas'.
Maintenant, je joue au foot.

Slide 6 - Open question

korte herhaling
* behalve ne .. pas  zijn er ook andere vormen van ontkennen.
niet meer -->ne... plus
nooit--> ne.. jamais
niets --> ne.. rien
nog niet --> ne... pas encore

je doet hier hetzelfde mee als bij ne..pas -->

Slide 7 - Slide

vervolg
ne voor de persoonsvorm (werkwoord)
pas /rien/plus/jamais/ pas encore  achter de persoonsvorm.

Voorbeeld:
ik ga niet naar het restaurant: Je ne vais pas au resto.
Ik ga nooit naar het restaurant: Je ne vais jamais au resto.
Ik ga niet meer naar het restaurant: Je ne vais plus au resto.

Slide 8 - Slide

Schrijf het Franse woord op (klik op audio fragment)

Slide 9 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 10 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 11 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 12 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 13 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 14 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 15 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 16 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 17 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 18 - Open question

Schrijf het Franse woord op

Slide 19 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in
(ne pas encore) Lucas a diné.

Slide 20 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne...rien) il mange aujourd'hui

Slide 21 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne..pas) il aime les légumes

Slide 22 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne..jamais) Lucas est malade.

Slide 23 - Open question

vul de ontkenning op de juiste plek in:
(ne...plus) Mais, il veut manger de viande

Slide 24 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(niet) Martin aime la viande.

Slide 25 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(nooit) il mange de viande.

Slide 26 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(niets) Et le soir, il mange au dîner.

Slide 27 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(niet meer) Sa mère sait quoi faire.

Slide 28 - Open question

Vertaal en vul de ontkenning op de juiste plek in:

(nog niet) Elle a trouvé de solution.

Slide 29 - Open question

De passé composé
voltooide tijd : altijd met avoir of  être

avoir
être
j'ai
je suis
tu as
tu es
il /elle/on a
il /elle/ on est
nous avons
nous sommes
vous avez
vous êtes
ils /elles ont
ils /elles sont

Slide 30 - Slide

stappenplan
1 Staat het woord in het huis van être (blaadje heb je ergens)?
Ja --> dan gebruik je être -->
nee --> dan gebruik je avoir

2 Maak het voltooid deelwoord:
werkwoorden die eindigen op -er --> é
werkwoorden die eindigen op -ir --> i

Slide 31 - Slide

vervolg
stap 3:
als je être moet gebruiken kijk je nog of het onderwerp mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud /meervoud is en zet je de juiste letters achter het voltooid deelwoord:
enkelvoud mannelijk : niets
enkelvoud vrouwelijk : e
meervoud mannelijk: s
meervoud vrouwelijk : es

Slide 32 - Slide

Voorbeeld
( tomber) Marie ______ _________ au genou.
1: tomber staat bij huis van être, dus
Marie est  _______   au genou.
2 tomber eindigt op -er-  --> tombé
Marie est tombé au genou.
3 être gebruikt, Marie is enkelvoud en vrouwelijk --> extra e
Marie est tombée au genou.

Slide 33 - Slide

zet in de passé compose:
( finir) Nous ______ _______ nos devoirs.

Slide 34 - Open question

zet in de passé compose:
(partir) Coralie ___ ____ à sept heures.

Slide 35 - Open question

zet in de passé compose:
(aimer) Tu ____ _____ les films romantiques?

Slide 36 - Open question

zet in de passé compose:
(rentrer) Mes copines et moi, nous ___ ____ vers minuit.

Slide 37 - Open question

zet in de passé compose:
(dormir) Vous ___ ____ dans ta chambre?

Slide 38 - Open question