Onderwerp - les 21

Het onderwerp
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Het onderwerp

Slide 1 - Slide

Terugblik
  • In de vorige les heb je geleerd wat een persoonsvorm is.

Slide 2 - Slide

Doelen van deze les:
  •  Je weet wat zinsdelen zijn en wat het kenmerk en de functie van het onderwerp zijn in een zin.
  • Je kan in een zin de zinsdelen aangeven en bepalen wat het onderwerp is.
  • Je kan zelf goede zinnen maken met een onderwerp.

Slide 3 - Slide

Zinsdelen

Slide 4 - Slide

Zinsdeelproef

Slide 5 - Slide

Het onderwerp
Het onderwerp (o) geeft aan wie of wat iets doet.
We zeggen ook wel: het is de hoofdrolspeler van de zin.

Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar, want:
  • ze staan meestal naast elkaar;
De keeper rende richting de bal.
Daarna rende hij snel terug naar zijn doel.
  • als de pv in het enkelvoud staat, staat het onderwerp ook in het enkelvoud:
Dave schopte de bal naar Jamie.
  • als de pv in het meervoud staat, staat het onderwerp ook in het meervoud:
Dave en Jamie maakten samen een doelpunt.

Slide 6 - Slide

Het onderwerp
Het onderwerp kun je op twee manieren vinden.
  • Je stelt de vraag: wie/wat + wg? Het antwoord is het onderwerp.
De leerlingen vertelden het grapje aan de leraar. Wg=vertelden
Wie vertelden? Antwoord: De leerlingen. O = De leerlingen

  • Verander de pv van getal, dus van enkelvoud naar meervoud of andersom
Het zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp. Dit heet de onderwerpproef.

De leerlingen vertelden het grapje aan de leraar. Vertelden → vertelde.
De leerling vertelde het grapje aan de leraar. O = De leerlingen



Slide 7 - Slide

Het onderwerp
Let op: in zinnen met een gebiedende wijs staat geen onderwerp.
  • Kom nou mee! 
  • Doe niet zo flauw!

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werken
Wat: Je maakt les 21.
  • Les 21: opdracht 1 t/m 9.
      Makkelijk? je mag opdracht 3(e) t/m (j), 6(e) en (f) overslaan. 

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.
Tijd: Je hebt vandaag 40 minuten de tijd.
Klaar: Als je klaar bent mag je beginnen met het maken van de volgende les of met de extra opdrachten op Magister.learn oefenen.

Slide 9 - Slide

Doelen van deze les:
  •  Je weet wat zinsdelen zijn en wat het kenmerk en de functie van het onderwerp zijn in een zin.
  • Je kan in een zin de zinsdelen aangeven en bepalen wat het onderwerp is.
  • Je kan zelf goede zinnen maken met een onderwerp.

Slide 10 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 11 - Mind map