Grammatica 1.7

Programma

Opstart les + leerdoelen
Herhaling grammatica
Afsluiten

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma

Opstart les + leerdoelen
Herhaling grammatica
Afsluiten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Je kan de persoonsvorm vinden in een zin.
Je kan de zin verdelen in zinsdelen.
Je kan het onderwerp vinden in een zin.



Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van grammatica?

Slide 3 - Mind map

Hoe vind je de pv?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Link

Persoonsvorm
3 manieren op de PV te vinden: 
Tijdproef
Mijn moeder bakt koekjes -> Mijn moeder bakte koekjes.
Vraagproef
Mijn moeder bakt koekjes -> Bakt mijn moeder koekjes?
Getalproef
Mijn moeder bakt koekjes -> Mijn moeders bakken koekjes.



Slide 6 - Slide

Wat is de pv in deze zin:
De leerlingen maken hun huiswerk.

Slide 7 - Open question

Zoek de pv: De kinderen zijn met elkaar aan het spelen.

Slide 8 - Open question

Zoek de pv: De langharige gitarist van de band speelt een solo.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Link

Zinsdelen
Stappen om zinsdelen te vinden:
1) Persoonsvorm vinden
2) Alles voor de PV is een zinsdeel
3) Stukjes van de zin voor de PV plaatsen/proberen

Strepen zetten tussen deze woordgroep(en) zetten


Slide 11 - Slide

Zet de zinsdeelstrepen
Ik was vandaag de vieze glazen af.

Mijn nichtje is vandaag 10 jaar geworden.

Door de weeks fietsen de meiden samen naar school.

De leerlingen zijn hard aan het werk. 

Slide 12 - Slide

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
De mentor bespreekt de werkhouding.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
De leerlingen hebben deze week corvee.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
Het huiswerk voor vandaag staat in de Plenda.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Hoe vind je het ow?

Slide 16 - Mind map

Slide 17 - Link

Onderwerp
Hoe vind je het onderwerp?
Wie (soms wat) + de persoonsvorm

Voorbeeld:
Op zaterdag moet het meisje altijd werken.
     - Wie moet werken ?
            -> het meisje


Slide 18 - Slide

Onderwerp 2
Onderwerpproef:
Je verandert de pv van getal, van enkelvoud naar meervoud (of andersom).
       -> Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp.

Bijvoorbeeld:
De leerlingen vertelden het grapje aan de leraar.
     - De leerling vertelt het grapje aan de leraar.
             -> De leerlingen


Slide 19 - Slide

Wat is het ow: Het meisje gaat vanavond met een vriendin tennissen.

Slide 20 - Open question

Wat is het ow: De jongen is gezellig aan het voetballen.

Slide 21 - Open question

Wat is het ow: De langharige gitarist van de band speelt een solo.

Slide 22 - Open question

Ik weet hoe je de persoonsvorm kan vinden in een zin.
Ja
een beetje
Nee

Slide 23 - Poll

Ik weet hoe ik het onderwerp kan vinden in de zin.
Ja
een beetje
Nee

Slide 24 - Poll

Ik kan het aantal zinsdelen in een zin vinden.
Ja
een beetje
Nee

Slide 25 - Poll

Volgende les
§3.7 Grammatica
Herhaling pv, ow en zinsdelen
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 26 - Slide