Nederlands les 5 - periode 2

Check 
1) Telefoon in de zak naast de deur
2) Laptop dicht op tafel

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Check 
1) Telefoon in de zak naast de deur
2) Laptop dicht op tafel

Slide 1 - Slide

Nederlands les 5 - 2F en 3F

Tekststructuren

Slide 2 - Slide



Aan het einde van de les heb je je kennisbegrip van signaalwoorden, verwijswoorden en tekststructuren vergroot, je herkent deze en kunt de  verkregen informatie toepassen.

Je gaat een mindmap maken en krijgt meer inzicht en ideeën bij stress onder jongeren.



Programma
Doelen

1. Binnenkomen

2. Een spel

Extra uitleg:

3. Verbanden zien

4. Mindmap stress en jongeren

5. Vakantie!

Slide 3 - Slide

Opdracht 1

Slide 4 - Slide

De rollen

Groepjes van 4 met ieder een eigen rol.
Rol 1. Extern communicatieadviseur
Praat met de communicatieadviseurs uit ieder groepje.
Rol 2. Mr. of Mrs. Google

Mag online de begrippen opzoeken en/of in LessonUp.
Rol 3. De notulist

Noteert, schrijft, schuift en puzzelt. 
Rol 4. De alwetende
Werkt samen met de notulist, wat weet je nog uit de voorgaande lessen?


Het spel

1. Je hebt een willekeurige stapel kaarten.
2. In de groep overleg je welke 2 kaarten bij elkaar horen.
3. Je onderzoekt in de groep welke kaart je denkt nodig te hebben. 
4. De communicatieadviseur geeft één kaart door aan de volgende groep. 
5. Het spel stopt wanneer je alle sets compleet hebt of de tijd voorbij is (30 minuten).
timer
30:00

Slide 5 - Slide

Verbanden zien

Slide 6 - Slide

Verbanden zien
Link de juiste tekststructuur aan de juiste signaalwoorden.
Pak het juiste kaartje. 

Slide 7 - Slide

De tekststructuren zijn:
Tijdsstructuur: 
Verschijnsel-verklaring structuur
Vraag-antwoordstructuur
Standpunt-argumentstructuur
Onderzoekstructuur
Voordelen-nadelenstructuur
Probleem-oplossing structuur
Indeling structuur

Slide 8 - Slide

Het belang van tekststructuur:

Wanneer je weet hoe een tekst is georganiseerd of gestructureerd, weet je wat de samenhang is en kun je de tekst beter lezen.
En, het wordt makkelijker om een tekst te schrijven.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Extra uitleg

Slide 12 - Slide

Signaalwoorden

Signaalwoorden geven structuur in een tekst aan tussen zinnen of alinea's. 

Signaal betekent sein of teken!

Slide 13 - Slide

Verwijswoorden

Dit zijn woorden als deze, die, dat, hij, zij, daar.

Bijvoorbeeld: consumenten zijn steeds vaker en meer kleding gaan kopen. Daar moet verandering in komen.

Slide 14 - Slide

Verwijswoorden worden niet voor niks gebruikt:
Want...

Siem heeft zin in de vakantie. Siem gaat dan samen met Siems ouders een weekje weg. Siems vader heeft Siem verteld dat Siem en de ouders van Siem naar Kreta gaan.

Slide 15 - Slide

Signaalzin
Samenhang tussen alinea’s
Elke alinea in een tekst heeft een bepaalde functie. Deze functies hangen met elkaar samen. Een signaalzin kan bijvoorbeeld een vooruitblik zijn (bijv. In dit artikel bespreek ik eerst...) of een terugblik (bijv. Zoals we in het bovenstaande hebben gezien...).

Slide 16 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 17 - Slide

Mindmap

Slide 18 - Slide

Mindmap

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Nabespreken
• Wat heb je vandaag geleerd?
• Wat vind je nog moeilijk?

Slide 23 - Slide

Wat hebben we besproken?


- Tekststructuren, signaalwoorden en verwijswoorden.
- De communicatieopdracht: eerste ideeën en hoe ga je verder na de vakantie?





Slide 24 - Slide