Ecologie herhalingsles

Herhalingsles Ecologie
1 / 32
next
Slide 1: Slide
biologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalingsles Ecologie

Slide 1 - Slide

Subdomeinen: B8, C3, D5, F2
B8.1 Energiestroom
B8.2 Kringloop
B8.3 Dynamiek en evenwicht


Slide 2 - Slide


C3.1 Dynamiek en evenwicht

Slide 3 - Slide

Subdomein D5 Interactie in ecosystemen





D5.1 Voedselrelatie
D5.2 Interactie met (a)biotische factoren

Slide 4 - Slide

Subdomein F2 Soortvorming

F2.4 Soortvorming

Slide 5 - Slide

B8.1 Energiestroom
producent, consument, reducent, trofische niveaus, foto- en chemo-autotroof,
heterotroof, (an)organische stoffen, BPP, NPP, productiviteit, fossiele brandstof,
biobrandstof, biomassa.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

B8.2 Kringloop
fotosynthese, dissimilatie, (de)nitrificatie, ammonificatie, stikstofbinding,
(an)organische stof, uitspoeling, eutrofiering, biomassa, broeikaseffect,
broeikasgassen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

B8.3 Dynamiek en evenwicht
niche, microklimaat, biodiversiteit, migratie, exoot.

Slide 12 - Slide

C3.1 Dynamiek en evenwicht
successie, pioniersoort, climaxecosysteem, gradiëntecosysteem, indicatorsoort,
biodiversiteit, genenpoel/genepool, concurrentie, draagkracht, tolerantiegrenzen,
exoot, omslagpunt, groeicurves.
https://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/Successieonderbouw.htm 

Slide 13 - Slide

D5.1 Voedselrelatie
trofische niveaus, predatie, vraat, signaalstoffen, symbiose, parasitisme, mutualisme,
commensalisme.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

D5.2 Interactie met (a)biotische factoren


microklimaat, niche, indicatorsoort, beperkende factor, tolerantie, optimum, persistent,
biologisch afbreekbaar, habitat.

Slide 16 - Slide

F2.4 Soortvorming
Evt:
Verwantschap van populaties dmv. cladogrammen. Staat in relatie tot sympatrische en allopatrische soortvorming 

Slide 17 - Slide

een emergente eigenschap op populatieniveau
A
biotische factor
B
geslachtverhouding
C
klimaat
D
mutatie

Slide 18 - Quiz

je doet onderzoek aan een vijver. Je meet van alles: temperatuur, stroomsnelheid, pH, zuurstofgehalte. Ook worden micro-organismen, planten en dieren uit de vijver bestudeerd.
Het betreft dus een onderzoek op welk organisatieniveau?
A
ecosysteem
B
levensgemeenschap
C
organisatie
D
populatie

Slide 19 - Quiz

Welke onderdelen uit een bos behoren tot de levensgemeenschap van dit bos?
A
bodem
B
eiken
C
koolmezen
D
schaduwplekken

Slide 20 - Quiz

welke hoort er niet bij?
A
pH van de bodem
B
luchtvervuiling
C
predatoren
D
lichtintensiteit

Slide 21 - Quiz

Een brasem woelt per dag wel 5x zijn lichaamsgewicht aan bodemslib om in de sloot waarin hij leeft.
Op welk aspect van water heeft dit invloed
A
helderheid
B
voedselrijkdom
C
zoutgehalte
D
zuurstofgehalte

Slide 22 - Quiz

Op een camping ligt achter een serie tenten een grasveld. Veel mannen plassen 's nachts op dit veldje. Daar ontwikkelt zich een rijke verzameling brandnetels.
wat is de oorzaak van deze ontwikkeling?
A
brandnetels hebben een hoge tolerantie voor het N-gehalte van de bodem
B
brandnetels nemen alleen 's nachts water op voor hun groei
C
brandnetels verdragen het lopen van die mannen over het veld goed.
D
brandnetels zijn niet goed in staat organische stoffen te maken, die krijgen ze nu aangeboden.

Slide 23 - Quiz

In een bos komen twee soorten ratten voor, die concurreren om een bepaald type bessen. De ratten vechten en verwonden elkaar.
Welke conclusie over deze waarneming is juist?
A
de bessen worden niet gegeten door andere diersoorten
B
de bessen zijn slechts in beperkte mate beschikbaar
C
de twee soorten hebben in het bos dezelfde niche
D
in bessen zitten maar weinig zaden

Slide 24 - Quiz

welk vorm van concurrentie vind je alleen tussen soortgenoten
A
om licht
B
om ruimte
C
om een territorium
D
om voedsel

Slide 25 - Quiz

Een insectenpopulatie op een akker vormt vaak een plaat na welke type groeicurve?
A
J-vormige groeicurve
B
S-vormige groeicurve

Slide 26 - Quiz

In een populatie kunnen dichtheidsafhankelijke en dichtheidsonafhankelijke factoren veranderingen in aantallen veroorzaken.
Welke verandering is het resultaat van een dichtheidsonafhankelijke factor?
A
populatiecycli van lynx en sneeuwschoenhaas wisselen elkaar af
B
visarendpopulatie neemt af in grootte als gevolg van watervervuiling
C
uitbreken van vogelgriep in grote kippenboerderijen zorgen voor een epidemie
D
inteeltschade vermindert het voortplantingssucces bij het jachtluipaard

Slide 27 - Quiz

Een poulatie watervlooien bestaat op tijdstip t uit twee dieren. De groeifactor is het geboortecijfer minus het sterftecijfer per jaar per watervlo. De groeifactor is 9. Na 1 jaar bestaat de populatie dus uit 20 watervlooien.
Uit hoeveel bestaat de populatie na 5 jaar?
A
20.000
B
200.000
C
2.000.000

Slide 28 - Quiz

Een populatie die groeit volgens een S-curve wordt gereguleerd door....
A
dichtheidsAFhankelijke factoren
B
dichtheidsONAFhankelijke factoren

Slide 29 - Quiz

In complexe levensgemeenschappen worden organismen die evenveel schakels van de planten af staan, tot hetzelfde trofische niveau gerekend. Welke bewering is juist?
A
een soort kan op meerdere trofische niveaus voorkomen
B
er zijn altijd vier trofische niveaus in een voedselketen
C
per trofisch niveau vind je maar één soort
D
vleeseters zitten altijd op het tweede trofische niveau

Slide 30 - Quiz

een pioniersvegetatie is...
A
soortenarm
B
soortenrijk

Slide 31 - Quiz

een loofbos in Nederland is een ...
A
climaxecosysteem
B
pioniersecosysteem

Slide 32 - Quiz