Les 4: wel of geen -n aan het eind van een woord

Wel of geen -n aan het eind van een woord
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 7

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wel of geen -n aan het eind van een woord

Slide 1 - Slide

Met of zonder -e of -n?
In deze les leer je:
- wanneer je bijvoeglijke naamwoorden met en zonder -e     
   schrijft;
- hoe je stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden spelt;
- wanneer je woorden als alle/allen mét en wanneer zonder -n
   schrijft.

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden
Meestal gebruik je het bijvoeglijk naamwoord + e.

een leuke docent
geen stomme docent
elke lieve docent
iedere gezellige docent




Slide 3 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden
Altijd  bijvoeglijk naamwoord +e  bij 'de'-woorden: de leuke kat
Ook als er geen 'de' voor het woord staat:

een leuke kat
geen leuke kat
elke leuke kat
iedere leuke kat



Slide 4 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden
Altijd bijvoeglijk naamwoord+ e bij 'het'-woorden: het nieuwe spel. Maar niet  als er geen 'het' voor staat:

een nieuw spel 
geen nieuw spel
elk nieuw spel
ieder nieuw spel


Slide 5 - Slide

Kies het juiste lidwoord!
A
de game
B
het game

Slide 6 - Quiz

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de geweldige game
B
de geweldig game

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!
A
de docent
B
het docent

Slide 8 - Quiz

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de chagrijnige docent
B
de chagrijnig docent

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!
A
het spel
B
de spel

Slide 10 - Quiz

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een nieuw spel
B
een nieuwe spel

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste lidwoord!
A
het filmpje
B
de filmpje

Slide 12 - Quiz

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een grappig filmpje
B
een grappige filmpje

Slide 13 - Quiz

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over het materiaal waar iets van gemaakt is.
Deze bijvoeglijke naamwoorden krijgen altijd -en.
Is iets van hout gemaakt? Dan is het een houten tafel, een houten snijplank, een houten huis.
Is iets van zilver gemaakt? Dan is het een zilveren zwaard, een zilveren armbandje, een zilveren medaille.



Slide 14 - Slide

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de gouden ketting
B
de goude ketting

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de lange ketting
B
de langen ketting

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de strengen docent
B
de strenge docent

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de slimme docent
B
de slimmen docent

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de stenen muur
B
de stene muur

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de rode muur
B
de roden muur

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de mooien broek
B
de mooie broek

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de katoenen broek
B
de katoene broek

Slide 22 - Quiz

Mensen of geen mensen?
- Als een woord los in een zin staat én het verwijst alleen naar mensen, dan krijg je een -n:
De politieagenten hadden allen een pistool bij zich.
- Verwijst het woord niet alleen naar mensen?
Dan krijg je geen -n:
De voetbalclubs hadden beide een nieuwe tribune laten bouwen.



Slide 23 - Slide

Kies de juiste spelling!
De voetballers hadden beide/beiden een blessure.
A
beide
B
beiden

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste spelling!
Deze games zijn alle/allen geweldig!
A
alle
B
allen

Slide 25 - Quiz

Kies de juiste spelling!
De voetbalclubs hadden beide/beiden veel wedstrijden gewonnen.
A
beide
B
beiden

Slide 26 - Quiz

Kies de juiste spelling!
De meiden hadden alle/allen een paars shirt aan.
A
alle
B
allen

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste spelling!
Mijn auto is zuiniger dan alle andere/anderen.
A
andere
B
anderen

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste spelling!
Ik belde eerst mijn vader en toen alle andere/anderen.
A
andere
B
anderen

Slide 29 - Quiz

Schrijf het bijvoeglijk naamwoord in de goede vorm op:
het (mooi) horloge
het (leuk) horloge
het (zilver) horloge
het (duur) horloge
het (lelijk) horloge
het (goud) horloge
het (zwart) horloge

Slide 30 - Slide

Antwoorden
mooie
leuke
zilveren
dure
lelijke
gouden
zwarte

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide