Meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp

Iets met ontleden
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Iets met ontleden

Slide 1 - Slide

Je kunt...
  • persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vinden in een zin
  •  

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen: fietsen, lopen, spelen, kruipen, slapen.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
Je kunt de persoonsvorm (pv) op drie manieren vinden:
1. Maak de zin vragend: de pv komt vooraan
2. Zet de zin in een andere tijd: het woord dat verandert, is de pv
3. Verander het aantal in de zin: het woord dat verandert, is de pv

Slide 4 - Slide

De prooi werd verslonden door het roofdier.

Slide 5 - Open question

Bevend van angst kwam hij tevoorschijn.

Slide 6 - Open question

Gezegde
Alle (delen van) werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde.

Ook 'te' en 'aan het' horen bij het gezegde, maar alleen als ze voor een werkwoord staan. 

Slide 7 - Slide

Kim zou het boek gelezen hebben.

Slide 8 - Open question

Onderwerp
Het onderwerp van een zin hangt samen met de persoonsvorm. Een zin geeft weer wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet.

Slide 9 - Slide

Onderwerp
Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.
1.  Zoek de persoonsvorm 
2. Zet Wie of Wat voor de persoonsvorm
3. In een zin zit altijd maar één onderwerp
4. Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan

Slide 10 - Slide

Het blije kind hinkelt.

Slide 11 - Open question

In de zomer is het zwembad door mijn moeder gekocht voor Joan.

Slide 12 - Open question

Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Onderwerp = Wie?
Gezegde = Alle werkwoorden
Lijdend voorwerp = Wat/wie + gezegde + onderwerp
Meewerkend voorwerp = (Aan/voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Zij geeft hem een envelop
Ik geef de kinderen een snoepje

 


Slide 13 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp (LV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 14 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 15 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp (LV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 16 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 17 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 18 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 19 - Quiz

Maak een zin met 'de vis' als lijdend voorwerp.

Slide 20 - Open question

Maak een zin met 'de vis' als meewerkend voorwerp.

Slide 21 - Open question

Noteer het meewerkend voorwerp.

Zal ik een kopje koffie voor je zetten?

Slide 22 - Open question

Het meewerkend voorwerp is:
De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

Slide 23 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 24 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 25 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 26 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 27 - Open question

De lerares geeft alle leerlingen een toets.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde

Slide 28 - Drag question

Zoë en stan slaan de boom met een stok
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde

Slide 29 - Drag question

De meester moet haar de taalles uitleggen
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde

Slide 30 - Drag question

Slide 31 - Video

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Ik heb het ... gisteren nog verteld.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 37 - Quiz

Gisteren hadden ... nog niks voor Jan gekocht.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 38 - Quiz

Weet je waar ... spullen zijn?
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 39 - Quiz

Voor ... moeder wilden Ria en Willemijn wel een bloemetje kopen.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 40 - Quiz

... spraken af dat het een grote, fleurige bos moest worden.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 41 - Quiz

Ik heb het aan ... verteld.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 42 - Quiz