2F quiz examen lezen en luisteren

Theorie Quiz 
Nederlands
10 maart 2022
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Theorie Quiz 
Nederlands
10 maart 2022

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

1. Voorspellen
Bekijk de titel, tussenkopjes, bron
scan de tekst op belangrijke woorden.

Waar denk je dat de tekst over gaat?

Slide 4 - Slide

waar denk je dat
de tekst over gaat?

Slide 5 - Mind map

Wat is globaal lezen?
A
Je leest : titel, lead, tussenkopjes, plaatjes, inleiding, slot. En van elke alinea de eerste en de laatste regel.
B
Bij globaal lezen lees je inleiding en het slot.
C
Bij globaal lezen bekijk je de tekst: Titel, Lead, tussenkopjes, plaatjes enz.

Slide 6 - Quiz

Hoe kun je de betekenis vinden van een lastig woord?
A
Kijk of je een deel begrijpt/herkent van het woord
B
Kijk naar de zinnen eromheen (context)
C
Zoek het op in het woordenboek
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quiz

We gaan globaal lezen

Slide 8 - Slide

Welke woorden
vind je lastig?

Slide 9 - Mind map

Moet je de hele tekst lezen bij zoekend lezen?
A
Ja
B
Nee
C
Misschien
D
Een beetje

Slide 10 - Quiz

Waardoor begrijp jij de tekst beter?
A
door eerst voorkennis op te halen
B
een filmpje maken in je hoofd tijdens het lezen
C
door te voorspellen (a.d.h.v. titel en kopjes) waar het over gaat
D
alle 3 de antwoorden zijn juist

Slide 11 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'aanleiding' (vraag 1)?
A
de oorzaak
B
de inleiding
C
aandringen
D
titel

Slide 12 - Quiz

Wat is een conclusie (vraag 2)?

Slide 13 - Open question

 Een conclusie is een besluit waarin het voorgaande samenkomt.

Slide 14 - Slide

Wat is het tegengestelde van 'overeenkomst' (vraag 4)?
A
hetzelfde
B
verschil
C
opnieuw
D
overeengaan

Slide 15 - Quiz

Aan de slag
Lees de vragen en tekst
Maak de vragen
timer
10:00

Slide 16 - Slide


Kies het juiste luisterdoel:
'Het weerbericht'
A
instructie krijgen
B
informatie krijgen
C
ontspanning
D
mening(en) horen

Slide 17 - Quiz

Wat is zoekend kijken of luisteren?
A
Je kijkt naar een natuurdocumentaire over olifanten.
B
Je kijkt naar het 8 uur journaal.
C
Je luistert naar de radio om te horen wie de wedstrijd wint.
D
Je luistert naar het sportjournaal.

Slide 18 - Quiz

Wat is een standpunt?
A
Een argument
B
Een mening over iets
C
Een onderbouwing
D
Het ergens niet mee eens zijn

Slide 19 - Quiz

Een mening moet altijd onderbouwd worden met .....
A
leugens
B
conclusies
C
argumenten
D
andere meningen

Slide 20 - Quiz

Wat is het standpunt?
A
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje.
B
Door het gebruik van mobieltjes op de fiets verongelukken Nederlands scholieren vaker.
C
Mobiele telefoons zouden voor jongeren verboden moeten worden.

Slide 21 - Quiz

Wat is het standpunt?
A
Met zwemmen train je elke spier in je lijf.
B
Bovendien belast je je eigen gewicht niet, want je drijft.
C
Zwemmen is de beste work-out voor je lichaam.

Slide 22 - Quiz


Een mening ondersteun je met een argument. Wat is een ander woord voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 23 - Quiz



A. Armoede in Nederland bestaat niet.
B. Ik ken geen enkel gezin dat in armoede leeft.
A
Zin A is een feit; zin B is een subjectief argument.
B
Zin A is een mening; zin B is een subjectief argument.
C
Zin A is een feit; zin B is een drogreden van het type verkeerde vergelijking.
D
Zin A is een mening; zin B is een drogreden van het type verkeerde vergelijking.

Slide 24 - Quiz

Waar vind je meestal de hoofdgedachte (samenvatting in één zin)?
A
Eerste of laatste zin van de inleiding of het slot
B
kern
C
titel
D
bij de bron

Slide 25 - Quiz

Signaalwoorden..
A
verwijzen naar iets in de tekst.
B
geven aan dat iets van iemand is.
C
geven een eigenschap aan.
D
geven een verband aan in de tekst.

Slide 26 - Quiz

Met welk signaalwoord geef je een reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 27 - Quiz

Welk signaalwoord is nog meer een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 28 - Quiz

Wat is een ander woord voor echter?
A
zoals
B
daarnaast
C
maar
D
zo

Slide 29 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor oorzaak / gevolg?
A
Ten tweede
B
Bovendien
C
Dus
D
Doordat

Slide 30 - Quiz

Welke tip vind jij nuttig voor het examen lezen/luisteren?

Slide 31 - Open question

Nu oefenen met luisteren:
2018 - 2019 - Kooptips matrassen af

Slide 32 - Slide