Over taal - overbodige woorden, herhaling, dubbele ontkenning, verhaspeling

Over taal - overbodige woorden, herhaling, dubbele ontkenning, verhaspeling

                Welkom!

timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Over taal - overbodige woorden, herhaling, dubbele ontkenning, verhaspeling

                Welkom!

timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
Lesdoel
Terugblik op de Lesson-Up
Wat weet je al?
Uitleg nieuwe theorie
Aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Einde van de les 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel

  • Je kunt overbodige woorden in een zin herkennen.
  • Je kunt een dubbele ontkenning in zinnen herkennen.
  • Je kunt een verhaspeling in een zin verbeteren.
  • Je kunt de juiste woorden in een zin gebruiken.
  • Je kunt spreekwoorden en uitdrukkingen verbeteren.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leg in je eigen woorden het verschil tussen een homoniem en een homofoon uit.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Homofoon of homoniem?
Eendje

A
homofoon
B
homoniem

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de prijs van dit spel?
We hebben een prijs gewonnen.
Homoniem of homofoon?
A
Homoniem
B
Homofoon

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Is het woord 'slot' een homofoon of homoniem?
A
homoniem
B
homofoon

Slide 7 - Quiz

slot als kasteel
slot bij een deur
Leg uit wat een synoniem is. Geef ook een voorbeeld van een synoniem.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat is het overbodige woord in deze zin?
Kees kreeg voor haar verjaardag een gratis cadeau.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Overbodige woorden
Gebruik je het bijzondere taalgebruik verkeerd, dan zijn overbodige woorden in een zin taalfouten.


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De luchtballon daalde plotseling naar beneden.
Wat zijn de overbodige woord(en)?
A
luchtballon
B
daalde
C
plotseling
D
naar beneden

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Dubbele ontkenning

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen dubbele ontkenning?
A
Ik vind het niet leuk dat jij mij hebt geslagen.
B
Ik wil niet dat jij deze vraag niet fout doet.
C
Ik heb nooit geen pizza gegeten.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Verhaspeling
Twee woorden of uitdrukkingen worden verkeerd gecombineerd.

Zich beseffen is bijvoorbeeld een verhaspeling van 'zich realiseren' en 'beseffen'.

Dat kost duur is een verhaspeling van 'dat is 
duur' en 'dat kost veel'

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een verhaspeling?
A
nakijken
B
opbellen
C
optelefoneren
D
autorijden

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Nog een ander voorbeeld van een verhaspeling:
A
nakijken
B
nachecken
C
opschrijven
D
verzamelen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin zit een verhaspeling?
A
Deze doos weegt echt zwaar.
B
Deze doos is echt zwaar.
C
Deze doos weegt echt veel.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat weet je nu wat je vanochtend nog niet wist?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wat ga je doen?
Maak opdr. 16 t/m 23
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan, NIET samen delen)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Lezen in je leesboek
Niet af? Huiswerk
Volgende les gaan we het nakijken

Slide 19 - Slide

This item has no instructions