Herhalen inleiding in de biologie en voortplanting
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Herhalen inleiding in de biologie en voortplanting
Slide 1 - Slide
Onderdelen in een cel zijn: 1) ribosomen 2) chloroplast 3) celwand 4) grote vacuolen Welke onderdelen komen alleen voor in plantaardige cellen?
A
Alleen 2
B
1, 2, 3 en 4
C
Alleen 2, 3 en 4
D
Alleen 3
Slide 2 - Quiz
Als appels rijp worden, verandert de schil van kleur. Welke verandering in de plastiden is hiervan de oorzaak?
A
bladgroenkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels
B
bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
C
kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
D
zetmeelkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels.
Slide 3 - Quiz
Waar vindt verbranding plaats?
A
In onderdeel B
B
In onderdeel E
C
In onderdeel F
D
In onderdeel B, E en F
Slide 4 - Quiz
A
De mitochondriën
B
De chromosomen
C
Het ER (Endoplasmatisch Reticulum)
D
De ribosomen
Slide 5 - Quiz
Welke organellen zorgen voor de eiwitsynthese?
A
Ribosomen
B
mitochondriën
C
Plastiden
D
ER
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste definitie van osmose?
A
Verplaatsing van water door een semipermeabel membraan van lage naar hoge concentratie
B
Verplaasting van een stof van hoge naar lage concentratie door een membraan
C
Verplaatsing van water door een semi permeabel membraan van hoge naar lage concentratie
D
Verplaatsing van water moleculen
Slide 7 - Quiz
Een pantoffeldiertje neemt water op door osmose. Waar is de waterconcentratie dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is waterpotentiaal gelijk
Slide 8 - Quiz
In het cytoplasma van een zenuwcel is de K+ concentratie veel hoger dan buiten de cel. Welk transportproces maakt het mogelijk dat K+ de cel ingaat?
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Passief transport
Slide 9 - Quiz
Een bepaald soort bacteriën delen zich ieder half uur. Je hebt 1 bacterie in een petrischaaltje. Hoeveel zijn er na 2 uur?
A
4
B
8
C
16
D
32
Slide 10 - Quiz
In de herfst verkleuren de bladeren van loofbomen. Een leerling merkt op dat de bladeren van een linde waarop het licht van een lantaarn valt langer groen blijven dan de bladeren van dezelfde boom die niet door de lantaarn worden beschenen. De leerling meent dat het langer groen blijven van de bladeren wordt veroorzaakt doordat deze bladeren langer licht ontvangen dan de overige bladeren. Is deze mening een conclusie, onderzoeksvraag of een hypothese?
A
conclusie
B
onderzoeksvraag
C
hypothese
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Open question
Rijpen nieuwe eicel
Eisprong
Eicel sterft
Rijpen nieuwe eicel
Menstruatie
Baarmoederslijmvlies wordt dikker
Menstruatie
Slide 13 - Drag question
vruchtwater
Baarmoederslijmvlies
placenta
vruchtvliezen
dunne vliezen
eileider
Hierin vinden bij de mens de eerste delingen van de bevruchte eicel plaats.
Van dit deel krijgt het embryo de eerste weken van de zwangerschap voedingsstoffen.
Via dit deel neemt het embryo voedingsstoffen op uit het bloed van de moeder.
Deze delen beschermen het embryo tegen stoten, uitdroging en wiseling van de temperatuur.
In de placenta wordt het bloed van de moeder gescheiden door het bloed van het embryo door:
Slide 14 - Drag question
In welke fase van de celcyclus vindt DNA replicatie plaats?
A
G0-fase
B
G1-fase
C
S-fase
D
G2-fase
Slide 15 - Quiz
Hiernaast zie je een celcyclus. Wat gebeurt er in de G1/G2 fasen?
A
Celgroei
B
Celdeling
C
DNA-replicatie
D
rust
Slide 16 - Quiz
menstruatie
ovulatie
progesteron
oestrogeen
gele lichaam
eierstok
follikel
Slide 17 - Drag question
In de puberteit krijgen meisjes borsten. Dat wordt veroorzaakt door een hormoon.
Welk orgaan produceert dit hormoon?
Puberteit
A
de baarmoeder
B
de eierstokken
C
de eileiders
D
de hypofyse
Slide 18 - Quiz
Wat is de juiste volgorde van deze fasen?
Celdeling
A
1 – 4 – 5 – 6 – 2 – 3
B
2 – 4 – 1 – 3 – 5 – 6
C
3 – 1 – 4 – 5 – 2 – 6
D
4 – 1 – 5 – 2 – 6 – 3
Slide 19 - Quiz
Op een website over soa’s staat de volgende zin: De ziekteverwekker kan dan de afweer aantasten, zonder dat de afweer er iets tegen kan doen. – Wat is de naam van de soa die wordt omschreven? – Op welke manier kan deze soa worden aangetoond? – Wordt deze soa veroorzaakt door een virus of door een bacterie?