This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Waar vindt dit proces plaats?
A
eileider
B
ovarium
C
testis
D
baarmoeder
Slide 2 - Quiz
In de afbeelding is een menstruatiecyclus weergegeven die 28 dagen duurt. De letters M, N, O en P geven bepaalde fasen in deze cyclus aan. Verder is de groei van het baarmoederslijmvlies weergegeven.
In welke van de fasen M, N, O en P is het in deze cyclus het geel lichaam aanwezig?
A
Fase M
B
Fase N
C
Fasen M en N
D
Fasen M, N, O en P
Slide 3 - Quiz
menstruatie
ovulatie
progesteron
oestrogeen
gele lichaam
eierstok
follikel
Slide 4 - Drag question
Rijpen nieuwe eicel
Eisprong
Eicel sterft
Rijpen nieuwe eicel
Menstruatie
Baarmoederslijmvlies wordt dikker
Menstruatie
Slide 5 - Drag question
Hoeveel dagen na de ovulatie is de progesteron concentratie in het bloed van de moeder het hoogst?
Slide 6 - Open question
Na hoeveel dagen nestelt het embryo zich in het baarmoederslijmvlies?
Slide 7 - Open question
De menstruatiecyclus is een regelkring met negatieve terugkoppeling. Welke twee hormonen koppelen terug naar de hypofyse?
Slide 8 - Open question
Binas 86C Waarom stijgt de concentratie LH zo sterk vlak voor ovulatie?
Slide 9 - Open question
Binas 86C Waarom daalt de concentratie progesteron na dag 22?
Slide 10 - Open question
Dit hormoon stimuleert de maagsapproductie en versterkt de maagmotoriek.
Slide 11 - Open question
Een stamcel die nog tot alles kan differentiëren binnen het embryo, zelfs tot een nieuw organisme, noemt men:
Slide 12 - Open question
Bij welk proces treedt bij de meeste dieren meiose op?
A
Vorming gameten (geslachtscellen)
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
versmelting geslachtscellen
D
deling van huidcellen
Slide 13 - Quiz
Hoeveel chromosomen bevat cel 3?
A
23
B
22
C
46
D
44
Slide 14 - Quiz
Een cel van een organisme bevat 30 chromosomen. Wat voor type cel kan dit zijn?
A
Alleen een lichaamscel
B
Zowel een lichaamscel als een geslachtscel
C
Alleen een geslachtscel
D
Dat moet van een buitenaards wezen zijn.
Slide 15 - Quiz
Hiernaast is de hormonale regeling van de voortplanting bij de vrouw schematisch weergegeven. De pijlen geven een stimulerende of een remmende invloed weer. In welk van de volgende organen wordt hormoon C gemaakt?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Testes
D
Hypofyse
Slide 16 - Quiz
Hiernaast is de hormonale regeling van de voortplanting bij de vrouw schematisch weergegeven. De pijlen geven een stimulerende of een remmende invloed weer. Welk van de pijlen 5 t/m 7 geeft of welke pijlen geven een remmende werking weer?
A
allemaal
B
6 en 7
C
5 en 6
D
geen
Slide 17 - Quiz
Sperma bestaat uit zaadcellen en zaadvocht
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
nr 6
A
voegt vocht toe aan sperma
B
verzamelplaats voor sperma
C
verzamelplaats voor urine
D
zwelt op bij opwinding
Slide 19 - Quiz
Wat is de functie van de bijballen?
A
Het produceren van zaadcellen
B
Het produceren van sperma
C
Het tijdelijk opslaan van sperma
D
Het tijdelijk opslaan van zaadcellen
Slide 20 - Quiz
Embryonale ontwikkeling, geef de juiste volgorde aan.
A
Zygote, blastula, morula
B
Zygote, foetus, morula
C
Morula, zygote, blastula
D
Zygote, morula, blastula
Slide 21 - Quiz
De eisprong vindt plaats in de baarmoeder.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
Bevruchting vindt plaats in de..
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina
Slide 23 - Quiz
Hoe heet deel 2?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina
Slide 24 - Quiz
Welke weg legt een zaadcel na zaadlozing af?
A
vagina - baarmoedermond-baarmoeder- eileider
B
baarmoeder - vagina - eileider
C
baarmoedermond- eileider - baarmoeder - vagina
D
vagina - baarmoeder - eileider - baarmoedermond
Slide 25 - Quiz
Hoe noemen we nummer 1?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok
Slide 26 - Quiz
Hoe noemen we nummer 3?
A
eileider
B
vagina
C
baarmoeder
D
eierstok
Slide 27 - Quiz
Waar wordt oestrogeen geproduceerd?
A
Hypofyse
B
hypothalamus
C
Follikel
D
Nieren
Slide 28 - Quiz
Welk hormoon produceren de zaadballen?
A
oestrogeen
B
testosteron
C
adrenaline
D
insuline
Slide 29 - Quiz
Welk hormoon wordt met 1 aangegeven?
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron
Slide 30 - Quiz
Wat gebeurt er met een bevruchte eicel?
A
Die ondergaat celdelingen.
B
Die ondergaat klievingsdelingen.
C
Die ondergaat klievingsdelingen en produceert HCG.
D
Die groeit en maakt oestrogeen aan.
Slide 31 - Quiz
De hypofyse wordt aangestuurd door een hormoon dat geproduceerd wordt in een klein deeltje van de hersenen. Hoe heet dit deel?
Slide 32 - Open question
Oestrogenen
FSH
LH
Wat is de functie van de geslachtshormonen?
(Tip: kijk in BiNaS 89A)
Progesteron
zorgt voor dikker worden baarmoederslijmvlies
zorgt voor de ovulatie en vorming geel lichaam
zorgt voor de rijping van het follikel
zorgt voor nog dikker worden baarmoederslijmvlies; remming LH en FSH
Slide 33 - Drag question
Welk karyogram is van een man, welk van een vrouw?
MAN
VROUW
Slide 34 - Drag question
SOA's die bestreden kunnen worden met antibiotica
Chlamydia
Herpes genitalis
Gonorroe
Hepatitis B
HIV (AIDS)
Syfilis
Slide 35 - Drag question
Sleep de stellingen naar juist of onjuist
Juist
Onjuist
Volgens de biologie zijn er 2 geslachten
Een SOA kan je onvruchtbaar maken
Een condoom is het enige voorbehoedsmiddel dat beschermd tegen SOA's
Slide 36 - Drag question
Welke van de besproken voorbehoedsmiddelen bescherm ook tegen Soa's?
Ja
Nee
De Pil
Pessarium
Condoom
NuvaRing
Sterilisatie
Spiraaltje
Prikpil
Slide 37 - Drag question
Bacteriële soa's
Virale soa's
Chlamydia
Gonorroe
Herpes
Syfilis
HIV
Hepatitis
HPV
Slide 38 - Drag question
Virale SOA
Bacteriële soa
Chlamydia
Hiv
herpes genitalis
Hepatitis B
Gonorroe
Syfilis
Slide 39 - Drag question
Zet het proces van IVF in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
Door extra hormonen rijpen er meerdere cellen
Bij de eicellen wordt sperma gedaan
Een bolletje cellen wordt in de baarmoeder gebracht
Rijpe eicellen worden uit de eierstokken gehaald
Eicellen worden in een schaaltje gedaan
In het schaaltje vindt bevruchting plaats
Slide 40 - Drag question
Er wordt sperma bij de baarmoeder ingebracht.
Buiten het lichaam versmelt een zaadcel en een eicel. De bevruchte eicel wordt vervolgens in de baarmoeder geplaatst.
Kunstmatige Inseminatie
IVF
Slide 41 - Drag question
Sperma met gunstige eigenschappen wordt opgevangen en ingebracht in een baarmoeder
A
ICSI
B
KI
C
IVF
D
CSI
Slide 42 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Een hartje
B
Een IVF behandeling
C
Een ICSI behandeling
D
Vruchtwaterpunctie
Slide 43 - Quiz
Embryoselectie mag alleen bij ernstige erfelijke ziektes. Wat is er nodig om embryoselectie te kunnen doen?
A
Bij KI-D en IVF
B
alleen bij ICSI
C
alleen bij IVF
D
Bij ICSI en IVF
Slide 44 - Quiz
Bij welke behandeling wordt FSH toegediend?
A
IVF
B
ICSI
C
NIPT
D
ECHO
Slide 45 - Quiz
Zodra een zygote ontstaat na de IVF/ICSI is de cel...
A
haploïd, n
B
haploïd, 2n
C
diploïd, n
D
diploïd, 2n
Slide 46 - Quiz
De arts zei in het filmfragment: "Het kind is nog steeds jullie, maar dan het beste van jullie. Je kan 1000x een normale bevruchting hebben maar dit resultaat krijg je dan nooit".
Dit is embryo-selectie. Embryo-selectie gaat altijd gepaard met: