This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
De pluktuin
H1,2,3,4
Slide 1 - Slide
Even wat vooraf:
De onderstaande vragen gaan over de lesstof uit de ELO. Het gaat om H1,2,3 en 4 van de Pluktuin. Lees dus eerst de hoofdstukken door en maak vervolgens de vragen om te controleren of je de lesstof hebt begrepen.
Succes!
Slide 2 - Slide
Welke verschillende meststoffen ken je?
Slide 3 - Mind map
Waarom zijn er strenge regels voor het gebruik van dierlijke mest op landbouwgrond?
A
het stinkt te erg voor omwonenden
B
de grond zou over-bemest raken
C
te veel mest is schadelijk voor milieu, waterkwaliteit en dieren
D
dierlijke mest trekt te veel ongedierte aan
Slide 4 - Quiz
In welke periode mag mest uitgereden worden?
Slide 5 - Open question
Waarom mag de boer alleen in die periode de mest uitrijden?
A
Anders worden de voedingsstoffen en mineralen niet door de plant opgenomen en spoelen uit.
B
Anders raakt het land over bemest
C
Anders zal het gewas te groot en te hoog worden
D
Anders wordt het onkruid te groot
Slide 6 - Quiz
Hoe heet deze machine? Wat kan de boer er mee doen?
Slide 7 - Open question
Waar komt kunstmest vandaan?
A
uit de koe
B
uit de fabriek
Slide 8 - Quiz
Wat wordt er verstaan onder organische stoffen?
A
Een niet natuurlijke stof
B
Een stof die in de organen wordt gemaakt
C
Een stof met een specifieke vorm, meestal een ronde vorm.
D
Een stof die uit levende en dode organismen is opgebouwd
Slide 9 - Quiz
Waarom zijn organische stoffen echte bodemverbeteraars?
Slide 10 - Open question
Is deze bewering goed of fout? Planten worden afgebroken door schimmels en bacteriën en kunnen dan weer als voedsel dienen voor de planten.
A
goed
B
fout
Slide 11 - Quiz
Welke van de onderstaande meststoffen is geen dierlijke meststof?
A
compost
B
kippenmest
C
koemest
D
champignonmest
Slide 12 - Quiz
Welke organische stof bevat geen voedingsstoffen maar verbeterd wel de structuur van de bodem?
Slide 13 - Open question
Wat zijn groenbemesters? Geef het antwoord en voeg een plaatje van een groen-bemester toe.
Slide 14 - Open question
Noem een voorbeeld van een bodemverbeteraar met een zuurverhogende werking.
A
compost
B
groenbemester
C
koemest
D
tuinturf
Slide 15 - Quiz
Wat zijn de belangrijkste elementen uit mest?
Slide 16 - Open question
Welk organisme produceert anorganische mest
A
koe
B
bacteriën
C
schapen
D
mens
Slide 17 - Quiz
Noem een voorbeeld van anorganische mest
Slide 18 - Open question
In vraag 16 heb je de hoofdelementen uit mest al benoemd maar wat zijn de spoor elementen?
Slide 19 - Open question
Wat gebeurt er met de takken van een plant als het een te kort aan kalium heeft
A
De takken worden dun en breken snel
B
De takken worden dun en vertakken sterk
C
De plant vertakt enorm en wordt erg gedrongen
D
De plant ontwikkelt heel dikke takken
Slide 20 - Quiz
Wat is het gevolg van overbemesting?
A
De plant bloeit langer.
B
De plant krijgt meer vruchten.
C
De plant verbrandt.
D
De plant verzuipt.
Slide 21 - Quiz
Waarom kan je niet twee maal hetzelfde gewas op dezelfde plek laten groeien?
A
Dan ontstaat er bodem moeheid
B
dan moet je te veel bemesten
C
dan heeft de boer genoeg van dat product
D
dan eten de koeien niet gevarieerd genoeg
Slide 22 - Quiz
Noem de 4 gewasgroepen die we kennen
Slide 23 - Open question
Welk gewas hoort niet thuis bij de nachtschade achtigen?
A
aardappel
B
tuinboon
C
paprika
D
tomaat
Slide 24 - Quiz
Wat bedoelen we met een vruchtwisseling van 1 op 4?
A
de kans is 1 op 4 dat het gewas goed op komt
B
na 4 jaar verandert de vrucht iets van vorm
C
Je kunt 4 planten op 1 vierkante meter kwijt
D
Het duurt 4 jaar voordat het zelfde gewas op het zelfde perceel staat
Slide 25 - Quiz
Wat is een groenbemester?
Slide 26 - Open question
Dit waren alle vragen!
Ik zal de resultaten inzien en jullie volgende week feedback geven.