grammatica (H1.7)

Wat gaan we doen?
  • Inloggen op LessonUp
  • Spreekwoord
  • Lesdoel
  • Uitleg over de persoonsvorm en het onderwerp
  • Samen oefenen
  • Aan de slag in je boek 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Inloggen op LessonUp
  • Spreekwoord
  • Lesdoel
  • Uitleg over de persoonsvorm en het onderwerp
  • Samen oefenen
  • Aan de slag in je boek 

Slide 1 - Slide

Het oog is groter dan de maag.

Slide 2 - Slide

Het oog is groter dan de maag.
= meer op je bord scheppen dan je kunt opeten.

Slide 3 - Slide

Lesdoel
BK: Aan het eind van de les kun je de persoonsvorm in de zin herkennen.
KGT: Aan het eind van de les kun je de persoonsvorm en het onderwerp in de zin benoemen.

Slide 4 - Slide

Volg het woordje alleen...
1. Hij zei alleen dat hij van haar hield.
2. Hij zei dat hij alleen van haar hield.

Wat verandert er als je het woordje alleen verplaatst in de zin?


Slide 5 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 6 - Mind map

Om de persoonsvorm of het onderwerp in een zin te vinden, moet je altijd eerst de zin opdelen in zinsdelen.
Zinsdelen kun je allemaal omwisselen. Zo kun je controleren of de zinsdelen kloppen. De betekenis van de zin moet hetzelfde blijven.

Hij eet een appel.
Hij / eet / een appel.
Eet / hij / een appel.
Een appel / eet / hij.

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Je vindt de persoonsvorm door:
- De zin vragend te maken;
- De zin in een andere tijd te zetten;
- Verander het getal (enkelvoud-meervoud).


Slide 8 - Slide

Even oefenen
Omar gaat met de bus naar school.

Lisa kocht vier krentenbollen in de supermarkt.

Slide 9 - Slide

Zoek de pv: Efrin eet graag chocolade.
A
Efrin
B
eet
C
chocolade

Slide 10 - Quiz

Zoek de pv: De kat springt in de boom.
A
in de boom
B
de kat
C
springt

Slide 11 - Quiz

Opdracht: zinsdelen maken
  • Elk tafelgroepje krijgt een andere zin op papier. 
  • Overleg met elkaar hoe je de zin in zinsdelen verdeelt. 
  • Knip de zin in de juiste zinsdelen.
  • Schrijf de persoonsvorm op.
timer
3:00

Slide 12 - Slide

Bespreken
  • Welke zinsdelen hebben jullie gemaakt?
  • Wat is de persoonsvorm die jullie hebben gevonden? 
  • Kun je de zinsdelen wisselen, zonder dat de betekenis verandert?

Slide 13 - Slide

Antwoorden
Met een glazen bol / kan / zij / de toekomst / voorspellen.
 

Na de voorstelling / bleven / we / nog even / hangen.

Volgende week / ga / ik / een laptop / kopen.

Januari / was / erg koud / dit jaar.

FC Groningen / zal / de volgende ronde / halen.




Slide 14 - Slide

BK: Aan de slag
Wat?    Opdracht 1 (1b hoeft niet), 2, 3, 4 en 5 (blz. 49 t/m 51)
Hoe?    In stilte, er wordt nog uitleg gegeven aan KGT.
Hulp:    Als de uitleg klaar is, mag je overleggen.
Tijd:      15 min.
Klaar?   Lezen in je leesboek.

Slide 15 - Slide

KGT: Onderwerp (ow)
Het onderwerp vind je door de vraag te stellen: wie/wat + pv?

Maya loopt naar school.

Stap 1: persoonsvorm zoeken -> van tijd veranderen, een vraagzin maken of het getal veranderen.
Maya liep naar school. -> loopt verandert van tijd, dus is de persoonsvorm
pv: loopt

Stap 2: wie/wat + pv? 
Wie/Wat loopt? -> Maya
ow: Maya

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Wat?   BK: opdracht 1 (1b hoeft niet), 2, 3, 4 en 5 (blz. 49 t/m 51)
              KGT: opdracht 1 (1b hoeft niet), 2, 3, 4 en 5 (blz. 68 t/m 71)
Hoe?   5 min. in stilte, daarna mag je overleggen in je                                        tafelgroepje.
Hulp:   Na 5 min. je tafelgroepje.
Tijd:     10 min.
Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 17 - Slide

De hond eet zijn bot in één keer op.

Slide 18 - Slide

Wat gaan we doen?

Slide 19 - Slide

Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.

Slide 20 - Slide

Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
= je moet niet kritisch zijn over iets wat je cadeau hebt gekregen.

Slide 21 - Slide

Een gegeven paard...
Deze uitdrukking gaat terug op de paardenhandel. Wie vroeger een paard kocht keek in de bek van het paard om de leeftijd van het dier te controleren. Aan de tanden van een paard kun je namelijk zien hoe oud het is. Zo kun je nagaan of de verkoper je niet beduvelt door te zeggen dat het paard jonger is dan het in werkelijkheid is. Als je een paard cadeau krijgt, is het niet sympathiek tegenover de gever om de tanden te bekijken. Je suggereert ermee dat iemand je een oude knol gegeven zou kunnen hebben.

Slide 22 - Slide

Lesdoel

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide